ECLI:NL:RBROT:2019:3119
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om smartengeld in verband met dienstongeval en invaliditeit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een voormalig ambtenaar van de politie, en de korpschef van politie. De eiser had een verzoek ingediend om smartengeld op grond van artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) vanwege invaliditeit als gevolg van een dienstongeval. Het primaire besluit van 7 maart 2018, waarin het verzoek om smartengeld werd afgewezen, werd door de korpschef gehandhaafd in het bestreden besluit van 27 augustus 2018. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het dienstongeval en de invaliditeit van de eiser. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van de aangewezen verzekeringsarts en een orthopedisch chirurg, die concludeerden dat het knieletsel van de eiser al vóór het dienstongeval aanwezig was en dat er geen toename van invaliditeit was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in zijn bewijslevering was geslaagd en dat de afwijzing van het verzoek om smartengeld terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van medisch bewijs in zaken die betrekking hebben op invaliditeit en smartengeld.