ECLI:NL:RBROT:2019:2920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
10/222722-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en vrijspraak voor heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en heling. De verdachte, geboren in de Sovjet-Unie en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor het derde feit, heling, vrijgesproken moest worden. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor dit feit niet wettig en overtuigend was. Echter, voor de feiten van diefstal met geweld, gepleegd op 8 november 2018, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de aangever, die had verklaard dat hij bij thuiskomst een man had gezien die uit zijn woning vluchtte. De verdachte had bekend de woning te zijn binnengekomen door het deurslot open te breken. Bij zijn aanhouding waren sieraden aangetroffen die door de aangever waren herkend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geweld had gebruikt tegen de aangever, wat werd bevestigd door getuigenverklaringen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die materiële schade en gevoelens van onveiligheid hadden ervaren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/222722-18
Datum uitspraak: 08 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Sovjet-Unie) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Ter Apel, locatie Ter Apel,
raadsman mr. A. Syrier, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 08 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft ingebroken en het horloge heeft weggenomen. De verdachte dient echter te worden vrijgesproken van het wegnemen van de overige sieraden en het geldbedrag en het plegen van de geweldshandelingen. Daartoe wordt aangevoerd dat er buiten het horloge geen andere gestolen goederen bij de verdachte zijn aangetroffen en dat de huisarts geen objectiveerbaar letsel bij de aangever heeft vastgesteld.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de inbraak heeft bekend en dat het geweld blijkt uit de aangifte, de foto’s van het letsel en de verklaring van de buurvrouw.
4.2.3.
Beoordeling
Vast staat dat aangever [naam aangever 1] op 8 november 2018 bij thuiskomst aan de [adres delict 1] te Rotterdam ziet dat de slotplaat van zijn deur is verbroken. Op het moment dat hij de politie belt, stapt er een man uit de woning die vervolgens wegvlucht. [naam aangever 1] volgt deze man, totdat deze wordt aangehouden door de politie.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij de woning van [naam aangever 1] was binnen gegaan, nadat hij met behulp van een schroevendraaier het deurslot had opengebroken.
Nadat de verdachte was aangehouden op 8 november 2018 zijn bij hem verscheidene sieraden aangetroffen, waaronder een dameshorloge van het merk Paris en oordopjes, die beiden door de aangever werden herkend als zijn eigendom. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het horloge en de oordopjes uit de woning heeft weggenomen. Bij de verdachte zijn geen andere sieraden die herleidbaar zijn naar de aangever, dan wel een geldbedrag aangetroffen, de rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van dit deel van de tenlastelegging.
De aangever heeft voorts verklaard dat de verdachte bij zijn vlucht geweld heeft gebruikt. Dit wordt door de verdachte ontkend. Door de verdediging is hiertoe aangevoerd dat de huisarts geen objectiveerbaar letsel bij de aangever heeft vastgesteld.
De rechtbank gaat hier niet in mee en overweegt daartoe als volgt.
De aangever heeft de huisarts op de dag dat de inbraak heeft plaatsgevonden bezocht. Dat de huisarts op dat moment geen letsel heeft geconstateerd doet niet af aan de foto’s, die twee dagen na de pleegdatum zijn ontvangen en waarop een blauwe plek ter hoogte van de borst en een verdikking van de onderkaak zichtbaar zijn, passend bij letsel dat doorgaans wordt veroorzaakt door schoppen en slaan en op de plaatsen die de aangever heeft omschreven. Dat die blauwe plek en die verdikking op het moment van het bezoek aan de huisarts nog niet zichtbaar waren, acht de rechtbank niet ongewoon, nu dergelijk letsel ook pas later zichtbaar kan worden. Dat dit letsel een andere oorzaak heeft, is bovendien niet aannemelijk geworden. Dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen de aangever wordt voorts bevestigd door de verklaring van de buurvrouw, die heeft verklaard dat zij een worsteling in het portiek hoorde. Niet bewezen is evenwel dat de verdachte heeft gestoken met een schroevendraaier, dan wel dat hij in het zicht van de aangever een snijdende beweging heeft gemaakt langs zijn, verdachtes, keel. Uit de eerdergenoemde foto’s kan ook niet worden opgemaakt dat de aangever is gestoken met een schroevendraaier. Bewijs dat de aangifte ten aanzien van deze geweldshandelingen ondersteunt, ontbreekt derhalve, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
4.2.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2 primair
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat de armband met de inscriptie ‘ [naam inscriptie 1] ’ van hemzelf is. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de tijdsspanne tussen de inbraak en het aantreffen van de verdachte met de sieraden dermate groot is, dat er geen sprake kan zijn van inbraak, maar slechts van heling.
4.3.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de aangifte wordt ondersteund door het aantreffen van de armband bij de verdachte en dat het schoenspoor van de verdachte is aangetroffen in de woning van de aangever. De ontkennende verklaring van de verdachte kan bovendien als een kennelijk leugenachtige verklaring aangemerkt worden en als zodanig voor het bewijs worden gebruikt.
4.3.3.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 8 november 2018 is aangehouden wegens de onder 1 ten laste gelegde inbraak en dat bij hem enkele goederen werden aangetroffen, waaronder een gouden armband met de naamplaat ‘ [naam inscriptie 1] ’. [naam aangever 2] heeft dezelfde dag aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres delict 2] te Rotterdam tussen 7 en 8 november 2018. Hierbij is het slot van de woning opengebroken en is onder andere een gouden armband met de inscriptie ‘ [naam inscriptie 1] ’ weggenomen.
De verdachte heeft ontkend dat hij iets met de woninginbraak aan de [adres delict 2] te maken heeft. Ten aanzien van de armband die bij hem is aangetroffen, heeft hij verklaard dat deze al enige tijd in het bezit zou zijn van zijn vrouw in Georgië, nadat hij deze aan haar had geschonken. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. De armband die na aanhouding bij de verdachte is aangetroffen, is door aangever [naam aangever 2] herkend als de armband die hij aan zijn vriendin [naam vriendin aangever 2] heeft gegeven. Dit is tevens door haarzelf bevestigd. De inscriptie op de armband is daarbij niet in Cyrillisch schrift, wat voor de hand zou liggen als de armband in Georgië zou zijn gekocht, maar in Latijns schrift gegraveerd. Bovendien is [naam inscriptie 1] een Nederlandse naam, terwijl de vrouw van de verdachte uit Georgië volgens hemzelf die namen niet draagt. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de bij hem aangetroffen armband toebehoort aan [naam aangever 2] , dan wel zijn vriendin.
Voorts is bij het doorzoeken van de woning van de aangever een schoenspoor aangetroffen op de zitting van een stoel voor een kast in de slaapkamer. Dit spoor is vergeleken met de schoenen die bij de verdachte in beslag zijn genomen bij zijn aanhouding. In het vergelijkend schoensporenonderzoek wordt voorts geconcludeerd dat het schoenafdrukspoor mogelijk is veroorzaakt met de linkerschoen van de verdachte, waarbij het bovendien een profiel betreft dat zelden voorkomt. Ter terechtzitting heeft de verdachte hiervoor geen enkele verklaring gegeven. De tijdsspanne tussen het eerst mogelijke moment van de inbraak en het aantreffen van de armband bij de verdachte doet volgens jurisprudentie (vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880) niet af aan bewezenverklaring van diefstal, nu verdachte kort na de inbraak in het bezit was van kennelijk gestolen goederen en bovendien geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor het voorhanden hebben daarvan.
Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde inbraak wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan het onder 2 primair ten laste gelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 8 november 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een sieraad en oordopjes toebehorende aan [naam aangever 1] ,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft endie weg te nemen sieraad en oordopjes onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen genoemde [naam aangever 1] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen)
- die [naam aangever 1] tegen het lichaam te trappen en
- die [naam aangever 1] in het gezicht te stompen
;
2 primair.
hij op of omstreeks 07 november 2018 of 08 november 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen een sieraad (gouden
armbandmet naamplaat
“ [naam inscriptie 1] , goednr 5707738) geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever 2] ,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en
datweg te nemen sieraad onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
2.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft twee woninginbraken gepleegd en daarbij onder meer verschillende sieraden gestolen. De inbraak in beide woningen hebben de slachtoffers materiële schade en overlast bezorgd. Bovendien heeft de verdachte bij een van de woninginbraken na betrapping fors geweld gebruikt tegen de bewoner. De verdachte heeft met zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen en lichamelijke integriteit van anderen. Dit soort feiten vormen een grove inbreuk op de privacy en integriteit van gedupeerden. De ervaring leert dat zij vaak nog lang last hebben van gevoelens van onveiligheid in hun eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen Het is bijzonder onaangenaam om te moeten leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien zorgen woninginbraken in het algemeen voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het resultaat van een bevraging van het European Criminal Records Information System (ECRIS) van 17 november 2018, waaruit eveneens valt af te leiden dat verdachte niet eerder is veroordeeld in Polen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf voor langere duur. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van maximaal zes maanden op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hier geenszins aanleiding toe. De verdachte heeft immers binnen zeer kort tijdsbestek twee woninginbraken gepleegd, waarbij hij in één geval niet heeft geschroomd geweld te gebruiken, toen hij werd betrapt. Daarnaast is de proceshouding van de verdachte zeer laakbaar te noemen. De verdachte heeft op geen enkel moment, voorafgaand aan of tijdens de terechtzitting, blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen, of ook maar enig berouw getoond ten aanzien van zijn handelen en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Beoordeling
Nu de verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde is vrijgesproken, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte ten aanzien van de volgende in beslag genomen goederen:
2 stuks armband (omschrijving: zilver)
1 horloge horloge (omschrijving: bruin, merk: Casio)
1 sieraad (omschrijving: goud)
1 armband (omschrijving: goud)
1 ring (omschrijving: met inscriptie [naam inscriptie 2] )
1 sieraad (omschrijving: goud)
1 armband (omschrijving: kleine armband, gelijkend een ketting)

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de teruggave aan verdachte van:
1. stuks armband (omschrijving: zilver)
2. 1 horloge horloge (omschrijving: bruin, merk: Casio)
3. 1 sieraad (omschrijving: goud)
4. 1 armband (omschrijving: goud)
5. 1 ring (omschrijving: met inscriptie [naam inscriptie 2] )
6. 1 sieraad (omschrijving: goud)
7. 1 armband (omschrijving: kleine armband, gelijkend een ketting)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. R. Brand en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen (een) siera(a)d(en) en/of oordopjes en/of geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen siera(a)d(en) en/of oordopjes en/of geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [naam aangever 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen))
- met een schroevendraaier in de richting van het lichaam van die [naam aangever 1] te steken (waabij die [naam aangever 1] in zijn romp werd geraakt) en/of
- die [naam aangever 1] tegen het lichaam te schoppen en/of trappen en/of
- die [naam aangever 1] in het gezicht te slaan en/of stompen en/of
- in het zicht van die [naam aangever 1] met zijn, verdachtes, hand (een) snijdende beweging(en) langs
zijn, verdachtes, keel te maken;
2.
hij op of omstreeks 07 november 2018 en/of 08 november 2018 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen (een) siera(a)d(en) (gouden amrband met naamplaat
“ [naam inscriptie 1] , goednr 5707738), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die weg te
nemen siera(a)d(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2018 en/of 8 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een armband en/of een ketting (beiden met de inscriptie " [naam inscriptie 1] "), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van (een) voorwerp(en), te weten een armband en/of een ketting (beiden met de inscriptie
" [naam inscriptie 1] ") gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten
- 2 zilverkleurige armbanden (goednr 5707571) en/of
- een herenhorloge (goednr 5707731) en/of
- een gouden schakelketting (goednr 5707734) en/of
- een goudkleurige amrband (goednr 5707737) en/of
- een ring (goednr 5707745) en/of
- een dunne gouden ketting (goednr 5707773) en/of
- 2 kleine armbandjes (goednr 5707778),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten het/de genoemde siera(a)d(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.