ECLI:NL:RBROT:2019:2710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
7396769
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsovereenkomsten en rechtsgeldigheid van ontslag tijdens proeftijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Islandplant B.V. De kern van het geschil betreft de vraag welke van de twee ondertekende arbeidsovereenkomsten tussen partijen de juiste weergave is van de gemaakte afspraken. [verzoeker] stelt dat de tweede arbeidsovereenkomst, die voor onbepaalde tijd zonder proeftijd zou zijn, geldig is, terwijl Islandplant aanvoert dat de eerste arbeidsovereenkomst, die voor bepaalde tijd met proeftijd is, de juiste is. De rechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 8 oktober 2018 in dienst is getreden en dat er in de eerste arbeidsovereenkomst een proeftijd van één maand is overeengekomen. De rechter concludeert dat het ontslag dat tijdens de proeftijd is gegeven rechtsgeldig is, omdat de eerste arbeidsovereenkomst de correcte afspraken bevatte. Het verzoek van [verzoeker] om het ontslag te vernietigen is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7396769 \ VZ VERZ 18-25004
uitspraak: 8 april 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker, tevens verweerder in het voorwaardelijke tegenverzoek,
gemachtigde: mr. Ab. El Idrissi,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Islandplant B.V.
gevestigd te Vierpolders,
verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijke tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L. Hennink.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” respectievelijk “Islandplant”.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties, ontvangen op 4 december 2018;
  • het verweerschrift, tevens houdende voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met producties, ontvangen op 1 maart 2019.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 maart 2019. Ter zitting is [verzoeker] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Islandplant is mw.
[naam] ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Islandplant.
Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking nader bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is per 8 oktober 2018, bij Islandplant in dienst getreden.
2.2
Op 4 oktober 2018 hebben partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend.
In die arbeidsovereenkomst staat onder meer het volgende:
“(…)
  • Werknemer treedt met ingang van 8 oktober 2018 bij werkgever in dienst in de functie van chauffeur. De werkzaamheden worden hoofdzakelijk verricht vanuit [adres] , [woonplaats 2] .
  • De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege op 7 oktober 2019.
  • Er wordt wederzijds een proeftijd in acht genomen van één maand. Gedurende deze proeftijd kunnen beide partijen de arbeidsovereenkomst op ieder moment beëindigen
(…)
 Bij indiensttreding bedraagt het salaris € 2.404,68 per maand. Werkgever betaalt het salaris +
€ 169,95 reiskosten van de werknemer per maand en verstrekt bij elke uitbetaling een schriftelijke specificatie.
 Werknemer heeft naar evenredigheid van de duur van het dienstverband recht op 26 vakantiedagen per kalenderjaar met behoud van salaris. De werknemer heeft recht op een vakantiebijslag van 8,33 %.
(…)”
2.3
In deze arbeidsovereenkomst is een onjuist adres opgenomen onder de naam van [verzoeker]
2.4
Partijen hebben vervolgens vóór 8 oktober 2018 een arbeidsovereenkomst ondertekend, waarin wel het juiste adres van [verzoeker] is opgenomen. Verder is in die arbeidsovereenkomst het volgende – voor zover van belang – opgenomen:
“(…)
  • Werknemer treedt met ingang van 8 oktober 2018 bij werkgever in dienst in de functie van teeltmedewerker. De werkzaamheden worden hoofdzakelijk vanuit op adres [adres] , [woonplaats 2] .
  • De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd o.b.v. een 40-urige werkweek. De eventuele overuren worden gereserveerd en op een overeen te komen moment opgenomen.
(…)
  • Bij indiensttreding bedraagt het salaris € 2404,68 bruto per maand. Werkgever betaalt het salaris van de werknemer per maand en verstrekt bij elke uitbetaling een schriftelijke specificatie.
  • Werknemer heeft naar evenredigheid van de duur van het dienstverband recht op 10 vakantiedagen per kalenderjaar met behoud van salaris. De werknemer heeft recht op een vakantiebijslag van 8,33 %.
(…)”
2.5
Islandplant heeft een derde arbeidsovereenkomst opgesteld, waarin naast het juiste adres van [verzoeker] , het volgende is opgenomen.
“(…)
  • Werknemer treedt met ingang van 08 oktober 2018 bij werkgever in dienst in de functie van chauffeur. De werkzaamheden worden hoofdzakelijk verricht op adres [adres] , [woonplaats 2] .
  • De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege op 7 oktober 2019.
  • Er wordt wederzijds een proeftijd in acht genomen van één maand. Gedurende deze proeftijd kunnen beide partijen de arbeidsovereenkomst op ieder moment beëindigen.
  • De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. De eventuele overuren worden gereserveerd en op een overeen te komen moment opgenomen.
(…)
  • Bij indiensttreding bedraagt het salaris € 2.404,68 bruto per maand. Werkgever betaalt het salaris van de werknemer + 169,95 reiskosten per maand en verstrekt bij elke uitbetaling een schriftelijke specificatie.
  • Werknemer heeft naar evenredigheid van de duur van het dienstverband recht op 26 vakantiedagen per kalenderjaar met behoud van salaris. De werknemer heeft recht op een vakantiebijslag van 8,33%. (…)”
2.6
Partijen hebben dit schriftelijke stuk niet ondertekend.

3.Het verzoek van [verzoeker] en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] heeft (primair) verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de opzegging c.q. het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Islandplant te veroordelen en te bevelen om binnen twee dagen na het geven van de beschikking:
a. [verzoeker] toe te laten, zodra hij weer arbeidsgeschikt is, tot de werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van
€ 500,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat Islandplant in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
de wettelijke rente over de onder a genoemde kosten te betalen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
de proceskosten te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van deze beschikking.
3.2
Aan dit verzoek heeft [verzoeker] het volgende – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd:
3.2.1
[verzoeker] is per 8 oktober 2018 bij Islandplant in dienst getreden in de functie van chauffeur/teeltmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Partijen zijn geen proeftijd overeengekomen. Partijen waren in eerste instantie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen, maar Islandplant heeft deze arbeidsovereenkomst op verzoek van [verzoeker] omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3.2.2
[verzoeker] heeft zich begin november ziek gemeld.
3.2.3
Op 27 november 2018 heeft Islandplant aan [verzoeker] medegedeeld dat hij reeds op staande voet was ontslagen wegens werkweigering en een verlopen bestuurderskaart. [verzoeker] heeft er geen weet van dat hij vóór 27 november 2018 zou zijn ontslagen door Islandplant. Op de salarisstrook over de maand oktober 2018 staat dat [verzoeker] op
16 oktober 2018 uit dienst is getreden, zodat [verzoeker] het in het kader van deze procedure erop houdt dat hij op 16 oktober 2018 op staande voet is ontslagen.
3.2.4
[verzoeker] meent dat het hem gegeven ontslag op staande voet onrechtmatig is, nu er, gelet op de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] , geen sprake is van een dringende reden en het ontslag op staande voet en de mededeling van de dringende reden niet onverwijld zijn gegeven.

4.Het verweer van Islandplant

4.1
Het verweer van Islandplant strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] , met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
4.2
Islandplant heeft daartoe naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.1
De eerste arbeidsovereenkomst, die door beide partijen is ondertekend op 4 oktober 2018, is de arbeidsovereenkomst die inhoudelijk juist is, behalve voor wat betreft het adres van [verzoeker] . De tweede arbeidsovereenkomst is opgesteld vanwege het feit dat in die eerste arbeidsovereenkomst niet het juiste adres van [verzoeker] vermeld stond. Bij het opstellen van die tweede arbeidsovereenkomst zijn fouten gemaakt. In die tweede arbeidsovereenkomst is onder meer vermeld dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en is geen proeftijd opgenomen, terwijl dit niet de bedoeling was. Daarnaast staat er in die arbeidsovereenkomst dat [verzoeker] teeltmedewerker is, terwijl hij de functie van chauffeur had. Verder is in die arbeidsovereenkomst opgenomen dat er recht bestaat op 10 vakantiedagen, terwijl [verzoeker] recht had op 26 vakantiedagen per jaar én is de vergoeding voor reiskosten niet opgenomen, terwijl [verzoeker] daar wel recht op had. De tweede arbeidsovereenkomst bevat, anders dan de eerste arbeidsovereenkomst, dus geen correcte weergave van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Hetgeen in de eerste arbeidsovereenkomst staat is wat daadwerkelijk tussen partijen is overeengekomen.
4.2.2
De arbeidsovereenkomst is tijdens de proeftijd rechtsgeldig opgezegd door Islandplant.
4.2.3
Indien er niet van kan worden uitgegaan dat [verzoeker] in de proeftijd is ontslagen, is hij op staande voet ontslagen in verband met werkweigering en een verlopen bestuurderskaart.

5.Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek

Islandplant heeft verzocht, voor het geval de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog voortduurt, de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

6.De beoordeling

6.1
Het door [verzoeker] subsidiair verzochte is in deze beschikking onder het verzoek niet opgenomen en wordt gepasseerd, omdat [verzoeker] primair het vorenstaande heeft verzocht en geen “switch” heeft gemaakt. [verzoeker] heeft daardoor ervoor gekozen het verzoek tot vernietiging van het ontslag en de daarbij behorende nevenvorderingen te laten beoordelen en niet het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
6.2
Niet gebleken is van gronden die moeten leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn verzoek. Het verzoek is - gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en onder a BW gelezen in samenhang met artikel 7:681 lid 1 BW - tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
6.3
Allereerst ligt ter beoordeling de vraag voor welke van de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomsten een correcte weergave bevat van de afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt en hebben beoogd ten aanzien van de indiensttreding van [verzoeker] bij Islandplant per 8 oktober 2018.
6.4
In dat kader hebben partijen verschillende standpunten naar voren gebracht ten aanzien van hetgeen zich tussen hen heeft afgespeeld voorafgaand aan de indiensttreding. [verzoeker] heeft zich in zijn verzoekschrift op het standpunt gesteld dat weliswaar in eerste instantie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (met proeftijd) was aangegaan, maar dat op zijn verzoek een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (zonder proeftijd) is gesloten, omdat [verzoeker] in het verleden voor Islandplant had gewerkt en Islandplant tevreden was over zijn functioneren. Dit impliceert dat [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat Islandplant hem welbewust een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd heeft aangeboden én de eerste op 4 oktober 2018 door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst geen waarde heeft. Islandplant heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat partijen hebben bedoeld met elkaar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan voor de functie van chauffeur met proeftijd én dat slechts vanwege het feit dat in de eerste door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst niet het juiste adres van [verzoeker] vermeld stond, een andere arbeidsovereenkomst ter ondertekening is voorgelegd, die achteraf gezien inhoudelijk fouten bevatte, én geen correcte weergave was van hetgeen partijen daadwerkelijk met elkaar hebben afgesproken en hen voor ogen stond.
6.5
[verzoeker] heeft in reactie op het verweer van Islandplant niet betwist dat de eerste ondertekende arbeidsovereenkomst voor wat betreft de onderwerpen ‘functie’, ‘vakantiedagen’ en ‘reiskosten’ in tegenstelling tot de tweede ondertekende arbeidsovereenkomst juiste informatie bevat. In het verlengde daarvan en in het licht van de stellingen van Islandplant had het op de weg van [verzoeker] gelegen om concrete feiten en/of omstandigheden te stellen waaruit blijkt of afgeleid kan worden dat Islandplant hem bewust een tweede arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd ter ondertekening heeft voorgelegd. [verzoeker] heeft echter niet gesteld hoe volgens hem het gesprek tussen partijen over de wijziging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gegaan. [verzoeker] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat aan hem op een zaterdag (de kantonrechter begrijpt: zaterdag 6 oktober 2018) telefonisch is verzocht bij Islandplant op kantoor langs te komen om een gewijzigde arbeidsovereenkomst te ondertekenen, omdat in de eerste ondertekende arbeidsovereenkomst niet zijn juiste adres vermeld stond. Hij heeft niet gesteld dat er op dat moment ook andere redenen zijn gegeven voor het aanbieden van een gewijzigde arbeidsovereenkomst en/of dat tijdens dat telefoongesprek of vervolgens op kantoor uitdrukkelijk voorafgaand aan het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst met elkaar is gesproken over een aan te bieden arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd. Wel heeft [verzoeker] verklaard dat hem in die tweede arbeidsovereenkomst was opgevallen dat daarin opgenomen was dat deze zou worden aangegaan voor onbepaalde tijd en dat hij daar blij mee was. Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen tijdens of na de ondertekening over die wijziging en het ontbreken van het proeftijdbeding uitdrukkelijk gesproken is en/of [verzoeker] vervolgens Islandplant heeft gewezen op deze wijziging om te verifiëren of deze wijziging al dan niet correct was.
Eén en ander brengt mee dat het standpunt van [verzoeker] dat Islandplant hem bewust een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd heeft aangeboden als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd wordt.
6.6
Dit leidt ertoe dat ervan uitgegaan wordt dat ook voor wat betreft de onderwerpen ‘duur van de arbeidsovereenkomst’ en ‘proeftijd’ de eerste ondertekende arbeidsovereenkomst in tegenstelling tot de tweede ondertekende arbeidsovereenkomst juiste informatie bevat.
Het enkele feit dat desalniettemin een tweede arbeidsovereenkomst is ondertekend door beide partijen, betekent niet dat de eerste ondertekende arbeidsovereenkomst als vervallen beschouwd moet worden. Uiteindelijk gaat het erom in welke van de twee schriftelijke arbeidsovereenkomsten een correcte weergave te lezen is van wat partijen met elkaar hebben afgesproken en beoogd hebben, zoals in rechtsoverweging 6.3 reeds geformuleerd.
6.7
De kantonrechter stelt aan de hand van hetgeen hiervoor is overwogen vast dat in de (eerste) door beide partijen op 4 oktober 2018 ondertekende arbeidsovereenkomst een correcte weergave van de afspraken tussen partijen met betrekking tot de indiensttreding van [verzoeker] bij Islandplant te lezen is. Dat in die versie niet het juiste adres van [verzoeker] stond maakt die arbeidsovereenkomst niet nietig.
6.8
Thans ligt ter beoordeling de vraag voor of Islandplant de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op dat laatste artikel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, behoudens enkele uitzonderingen, waaronder het geval dat de opzegging tijdens de proeftijd is geschied. Op deze laatstgenoemde uitzonderingsgrond heeft Islandplant primair een beroep gedaan. Op grond van artikel 7:652 lid 2 BW dient een proeftijd schriftelijk te zijn overeengekomen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat partijen schriftelijk een proeftijd voor de duur van één maand zijn overeengekomen vanaf 8 oktober 2018 in een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. Het proeftijdbeding is, daarmee, mede gelet op hetgeen bepaald is in artikel 7:652 lid 4 BW, rechtsgeldig aangegaan. In laatstgenoemde bepaling staat dat er geen proeftijd kan worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden. Ter zitting is aan de hand van overgelegde Whatsappcorrespondentie tussen partijen vast komen te staan dat Islandplant de arbeidsovereenkomst vóór de maand november 2018 heeft opgezegd. De opzegging heeft dus gedurende de proeftijd én daarmee rechtsgeldig plaatsgevonden, zodat het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.
Gelet op dit oordeel kan in het midden blijven of deze opzegging als een rechtsgeldig ontslag op staande voet gekwalificeerd moet worden.
6.9
De nevenvorderingen van [verzoeker] delen in het lot van afwijzing.
6.1
Islandplant heeft een ontbindingsverzoek ingesteld onder de voorwaarde dat geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt. Nu dit laatste niet het geval is, wordt aan een beoordeling van dit voorwaardelijke ontbindingsverzoek niet toegekomen.
6.11
[verzoeker] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

7.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Islandplant vastgesteld op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
757