ECLI:NL:RBROT:2019:2450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
10/244246-18, 10/236846-18, 10/159686-18 / TUL 10/089015-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens winkeldiefstallen en lokaalvredebreuk

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2019, zijn drie winkeldiefstallen en een poging daartoe aan de verdachte ten laste gelegd. De verdachte, geboren in Roemenië en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. P.S.A. Bovens. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, eiste een gevangenisstraf van 120 dagen, met vrijspraak voor een van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5, en sprak hem vrij van feit 4 primair. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan drie winkeldiefstallen en een poging tot diefstal, alsook lokaalvredebreuk. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hebben voor de samenleving en dat de verdachte geen blijk had gegeven van inzicht in de gevolgen van zijn daden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de rapportages van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/244246-18, 10/236846-18, 10/159686-18
Parketnummer vordering TUL: 10/089015-18
Datum uitspraak: 21 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Roemenië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie.
Raadsman mr. P.S.A. Bovens, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • vrijspraak van feit 4 primair (zaak met parketnummer 10/159686-18);
  • bewezenverklaring van feit 1 (zaak met parketnummer 10/244246-18), feit 2 (zaak met parketnummer 10/236846-18), feiten 3, 4 subsidiair en 5 (zaak met parketnummer 10/159686-18);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/089015-18.

4.De verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1, 2 en 5. Met betrekking tot de feiten 3 en 4 primair en subsidiair (zaak met parketnummer 10/159686-18) heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 4 primair niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering
Feiten 1, 2 en 5
Deze feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 3
Aangeefster [naam slachtoffer 1] , filiaalmanager van de betreffende [naam supermarkt 1] -vestiging, heeft verklaard dat zij op 22 juli 2018 via de Whatsapp-groep van het winkelcentrum Pendrecht een bericht had gelezen over een man die regelmatig in de omgeving winkeldiefstallen pleegt. Dit bericht was verzonden door een medewerker van de slijterij [naam slijterij] . Op 23 juli 2018 zag zij een man de winkel binnen lopen die zij herkende van de foto uit de Whatsapp-groep. Zij zag dat de man naar de kassa liep, dat de man vervolgens een pakje sigaretten uit het schap pakte, zich omdraaide en richting de uitgang rende. Aangeefster zag daarna een beveiliger achter de man aanrennen.
De beveiliger [naam] heeft verklaard dat hij op 23 juli 2018 werkzaam was als beveiliger bij de betreffende [naam supermarkt 1] -vestiging. Die dag kwam er een man binnen die een pakje sigaretten uit een schap pakte en vervolgens het pakje sigaretten snel in zijn broek stopte. De man liep daarna de winkel uit zonder het pakje sigaretten ter betaling aan te bieden bij de kassa. Hij heeft de man achtervolgd en aangehouden maar de man gaf hem een duw en rende weg.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat er een beveiliger achter hem aan is gerend.
Hieruit volgt dat wettig en overtuigend kan worden dat de verdachte zich de feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de diefstal wettig overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4 subsidiair
Aangever [naam slachtoffer 2] , filiaalmanager van slijterij [naam slijterij] , heeft verklaard dat hij heeft gezien dat er op 22 juli 2018 een man de slijterij binnen kwam, dat deze man een fles whisky heeft gepakt, dat hij (via de beveiligingscamera) zag dat de man de fles in zijn broek wilde stoppen en dat de man vervolgens in de richting van de uitgang wilde lopen. Aangever heeft een beschrijving van de man gegeven, heeft de man aangesproken, heeft hem gevraagd wat hij achter zijn rug had en heeft de man ermee geconfronteerd dat hij de fles whisky moest afrekenen of snel terug moest geven. De man heeft de fles whisky neergezet en is vervolgens de winkel uitgelopen. Aangever heeft daarna een Whatsapp-bericht verstuurd aan de medewinkeliers van het winkelcentrum Pendrecht en heeft daarbij een foto van de man gevoegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij op voornoemde datum in voornoemde slijterij is geweest, dat hij daar een fles whisky heeft gepakt en dat hij aangesproken is door een man over de fles whisky.
De verdachte heeft in de slijterij een fles whisky gepakt, heeft daarna geprobeerd de fles in zijn broek te stoppen en heeft vervolgens - ook toen hij werd aangesproken door aangever - de fles achter zijn rug, dus uit het zicht van aangever, gehouden. Daarmee heeft de verdachte een begin gemaakt aan de uitvoering van het voorgenomen misdrijf en geprobeerd zich de feitelijke heerschappij over het goed te verschaffen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de poging tot diefstal wettig overtuigend bewezen kan worden.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de feiten 1 en 2 heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De overtuiging dat de verdachte de feiten 3, 4 subsidiair en 5 heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Op grond van het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 , 3, 4 subsidiair en 5 heeft begaan op die wijze dat:
10-244246-18
1.
hij op 29 november 2018 te Rotterdam in
een winkelpand (gevestigd aan de [adres delict 1] )
chocoladerepen, die geheel of ten
dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam supermarkt 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10-236846-18
2.
hij op 24 november 2018 te Rotterdam
in het besloten lokaal, gelegen aan [adres delict 2] te Rotterdam,
bij een ander, te weten bij [naam winkel] Zuidplein, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen,
welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar
opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem,
verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd
lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van twaalf (12)
maanden, ingaande op 28 augustus 2018;
10-159686-18
3.
hij op 23 juli 2018 te Rotterdam
een pakje sigaretten (merk: Boston),
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
supermarkt [naam supermarkt 1] (locatie: [adres delict 3] ),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. ( subsidiair)
hij op 22 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, in een winkelpand
van Slijterij [naam slijterij] (locatie: [adres delict 4] ),
een fles whisky (merk: Johnnie Walker Red Label), geheel of ten dele toebehorend aan slijterij [naam slijterij] , immers heeft verdachte
- voornoemde fles whisky in zijn broek proberen te (ver) stoppen en
- voornoemde fles whisky achter zijn rug gehouden en
- ( vervolgens) zich in de richting van de uitgang van voornoemde slijterij begeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 21 juni 2018 te Rotterdam
pakjes sigaretten (merk: Camel),
die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan
supermarkt [naam supermarkt 3] (locatie: [adres delict 4] ),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1, 3 en 5, telkens:
diefstal;
2
in een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;

4.poging tot diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een viertal vermogensdelicten gepleegd, te weten drie winkeldiefstallen en een poging daartoe. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk door een winkel binnen te dringen terwijl hem de toegang was ontzegd vanwege een eerdere (poging tot) diefstal.
Dit zijn feiten die veel ergernis oproepen in de samenleving. Bovendien veroorzaken deze vermogensdelicten niet alleen de nodige materiële schade, maar bezorgen ze middenstanders ook veel overlast, hinder en administratieve rompslomp. De verdachte heeft zich daar niets aan gelegen laten liggen. Hij heeft op geen enkele wijze en op geen enkel moment stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen. Hij was slechts uit op eigen financieel gewin kennelijk om zodoende in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2019. Daarnaast heeft het NIFP een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 januari 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In het kader van de straftoemeting heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Een aantal stukken, zoals het reclasseringsrapport, de NIFP-rapportage en de politieverhoren van de verdachte, zijn niet vertaald, ondanks het bepaalde in artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor heeft de verdachte geen kennis kunnen nemen van de stukken, terwijl deze stukken wel van belang zijn voor het adequaat voeren van de verdediging. Het verzuim is de facto onherstelbaar omdat het alsnog vertalen van genoemde stukken betekent dat de verdachte (nog) langer in voorlopige hechtenis moeten verblijven. Dit is volgens de raadsman in strijd met artikel 6 van het EVRM (het fair trial beginsel) en moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank stelt vast dat uit artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering niet blijkt dat
alledoor de raadsman genoemde stukken in vertaalde vorm aan de verdediging moeten worden verstrekt. Daar komt bij dat de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens het reclasseringsonderzoek en het NIFP-onderzoek met behulp van een tolk is gehoord en dat de verdachte bij de politie eveneens met behulp van een tolk is gehoord. Bovendien heeft de reclassering haar advies met verdachte besproken en heeft de politie telkens de verklaringen voorgelezen waarna de verdachte daarin heeft volhard en ze heeft ondertekend. Op de terechtzitting heeft eveneens een tolk bijstand verleend.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een schending van het recht noch van enig nadeel dat de verdachte heeft ondervonden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Niet alleen vanwege de ernst van de feiten maar ook vanwege het aanzienlijke strafblad van de verdachte ter zake van vermogensdelicten (in het bijzonder winkeldiefstallen) kan - uit een oogpunt van normhandhaving, preventie en vergelding - niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht dit een inmiddels gepasseerd station nu aan de verdachte al vele malen eerder straffen met een voorwaardelijk deel zijn opgelegd en dit de verdachte klaarblijkelijk niet weerhoudt van het plegen van misdrijven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 5 weken, waarvan een gedeelte groot 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 23 mei 2018.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van voornoemde gevangenisstraf gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 63, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank onder parketnummer 10/089015-18 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de tijd van 2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
mr. A.M. van der Leeden en mr. T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekstg
ewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/244246-18, feit 1)
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Rotterdam in/uit
een winkelpand (gevestigd aan de [adres delict 1] )
een of meer chocoladere(e)p(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam supermarkt 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(parketnummer 10/236846-18, feit 2)
hij op of omstreeks 24 november 2018 te Rotterdam
in het besloten lokaal, gelegen aan [adres delict 2] te Rotterdam,
althans aan/in het winkelcentrum Zuidplein te Rotterdam,
bij een ander, te weten bij [naam winkel] Zuidplein, althans bij een ander of
anderen dan bij
verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen,
welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar
opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem,
verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd
lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van twaalf (12)
maanden, ingaande op 28 augustus 2018;
(parketnummer 10/159686-18)
1. feit 3)
hij op of omstreeks 23 juli 2018 te Rotterdam
een of meerdere pakje(s) sigaretten (merk: Boston), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
supermarkt [naam supermarkt 1] (locatie: [adres delict 3] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2 ( feit 4)
hij op of omstreeks 22 juli 2018 te Rotterdam
een fles whisky (merk: Johnnie Walker Red Label), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan slijterij
[naam slijterij] (locatie: [adres delict 4] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, in/uit een winkelpand
van [naam slijterij] (locatie: [adres delict 4] ),
een fles whisky (merk: Johnnie Walker Red Label), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorend aan slijterij [naam slijterij]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
immers heeft verdachte
- voornoemde fles whisky in zijn broek proberen te (ver) stoppen en/of
- voornoemde fles whisky achter zijn rug gehouden en/of
- (vervolgens) zich in de richting van de uitgang van voornoemde
slijterij begeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 ( feit 5)
hij op of omstreeks 21
juni2018 te Rotterdam
een of meerdere pakje(s) sigaretten (merk: Camel), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
supermarkt [naam supermarkt 3] (locatie: [adres delict 4] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.