Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW, met producties, ontvangen op 18 december 2018;
- het verweerschrift, tevens houdende nevenverzoeken, met producties, ontvangen op
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde brieven van 7 februari en 8 februari 2019, met producties;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verweerder] overgelegde (fax)brief van 11 februari 2019, met producties;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde pleitnota.
2.De feiten
16 november 2015 is [verweerder] directeur van kantoor Rotterdam. Het salaris van [verweerder] bedroeg laatstelijk € 8.538,13 bruto per maand, exclusief emolumenten.
14 juni 2018 is [verweerder] volledig hersteld.
3.Het verzoek en de grondslag daarvan
4.Het verweer en de nevenverzoeken
€ 479.472,00 bruto te worden toegekend wegens ernstig verwijtbaar handelen door [verzoekster] . [verzoekster] heeft bewust aangestuurd op een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder] werd direct na zijn tweede ziekteperiode voor het voldongen feit geplaatst dat [verzoekster] hem niet meer wilde laten terugkeren in Rotterdam en [verweerder] werd tevens geconfronteerd met het verwijt dat er opeens geen draagvlak meer voor hem zou bestaan. Van hoor en wederhoor was geen sprake. Ook maakt [verweerder] in geval van ontbinding aanspraak op uitbetaling van zijn bovenwettelijke vakantiedagen.
5.De beoordeling
lid 1, aanhef en onder a, BW gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Vaststaat dat geen sprake is van strijd met enig opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW.
6.De beslissing
10 maart 2019kan intrekken, door schriftelijke mededeling aan de griffier onder toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
maandag 18 maart 2019 om 08.00 uurteneinde [verweerder] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.13 is vermeld;