Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie ontvangen op 18 december 2018;
- het verweerschrift met producties;
- de brief namens [verzoeker] van 6 februari 2019, met aanvullende producties.
2.De feiten
12 maanden na beëindiging ervan, geen relaties van het bedrijf benaderen met als doel voor eigen rekening of voor rekening van derden, direct of indirect, zaken vergelijkbaar met die van de vennootschap te doen, noch anderszins de belangen van de vennootschap te schaden.
overwegende dat:
[naam 4] (projectmanager C, hierna: [naam 4] ).
3.Het geschil
- Kennelijk was het vanaf ongeveer september 2016 de bedoeling om de relatief dure werknemer [verzoeker] te lozen. Daartoe moest hij eerst geplaatst worden in Venteville, van welke vennootschap men blijkbaar ook al afscheid van wilde nemen. [verzoeker] is losgeweekt van zijn werkgeefster en gedumpt in een soort “sterfhuisvennootschap”.
- Men heeft gepoogd [verzoeker] te misleiden door hem ontslag te laten nemen op basis van een valse althans misleidende voorstelling van zaken. Dit is in strijd met goed werkgeverschap en de informatieverplichting van Venteville. Toen [verzoeker] aangaf niet zomaar in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en (delen van) Venteville over te willen nemen, was het ineens (van meet af aan) de bedoeling de aandelen van Venteville te verkopen.
- Het beweerde ontslag van [naam 4] werd als belangrijke reden gegeven om ook van [verzoeker] afscheid te moeten nemen, terwijl nu blijkt dat [naam 4] toch blijft en dat de onderneming niet wordt gestaakt. Desondanks moet [verzoeker] nog steeds het veld ruimen.
- Van het beleid van Venteville is geen chocolade te maken. Steeds is sprake van niet doordachte beleidswijzigingen zonder daarbij rekening te houden met de gevolgen voor [verzoeker] .
- De plotselinge vrijstelling van werkzaamheden is sterk diffamerend. Venteville probeert [verzoeker] te isoleren, hetgeen ook blijkt uit het feit dat hij niet meer in zijn eigen account bij Venteville kan inloggen. Een en ander gaat ten koste van zijn reputatie in de kleine maritieme wereld.
4.De beoordeling
NJ1988, 234,
Hydraudyne/Van der Pasch).
JAR2008, 113,
Philips/Oostendorp) is aan het schriftelijkheidsvereiste in ieder geval voldaan indien de werknemer een arbeids-overeenkomst waarin een concurrentiebeding is opgenomen of enig ander geschrift waarin een concurrentiebeding als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden voorkomt, heeft ondertekend, omdat de werknemer daarmee tot uitdrukking brengt dat hij heeft kennis-genomen van het concurrentiebeding zoals dat in schriftelijke vorm aan hem ter hand is gesteld en dat hij daarmee instemt. Indien het concurrentiebeding is opgenomen in arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in een ander document dan de werknemer heeft ondertekend, moet zijn voldaan aan een van de twee volgende vereisten, namelijk dat de arbeidsvoorwaarden als bijlage bij het ondertekende document zijn gevoegd en dat in dat document naar die arbeidsvoorwaarden is verwezen, of dat de werknemer in het ondertekende document uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij instemt met het concurrentie-beding. In het licht van de aan artikel 7:653 lid 1 BW ten grondslag liggende gedachte dienen de eisen uit het arrest Philips/Oostendorp strikt te worden uitgelegd (zie ook: Hoge Raad 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:364).
JAR2000/117) niet dat Venteville anderszins rechten kan ontlenen aan het tussen [verzoeker] en Radio Holland overeengekomen concurrentiebeding. In die procedure was de vraag aan de orde of een tussen een werknemer en een werkgever overeengekomen concurrentiebeding was komen te vervallen doordat de arbeids-overeenkomst waarin dat beding was opgenomen, zou zijn voortgezet bij een andere entiteit binnen concernverband die middels vereenzelviging als dezelfde werkgever als de voorgaande is te beschouwen, en welke entiteit met de werknemer geen concurrentiebeding heeft bedongen. Voormelde uitspraak heeft betrekking op de vraag of de werkgever die het concurrentiebeding wél had vastgelegd, daarop nog een beroep kan doen, en derhalve niet op de vraag of de werkgever die het concurrentiebeding niet heeft vastgelegd, een beroep kan doen op een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en een andere rechtspersoon binnen het concern.