ECLI:NL:RBROT:2019:1622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
7174596 \ CV EXPL 18-36364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor verloren persoonlijke eigendommen van werknemer in de kluis

In deze zaak heeft een werknemer, aangeduid als [eiseres], haar ringen in de kluis van haar werkgever, Jacquet & De Groot Schoonmaakbedrijven B.V., gelegd met toestemming van haar leidinggevende. Na afloop van haar werkzaamheden op 12 maart 2018 ontdekte zij dat de ringen verdwenen waren. De werknemer heeft de werkgever aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW van het Burgerlijk Wetboek, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet aansprakelijk is voor de verloren ringen. De kantonrechter oordeelde dat artikel 7:658 BW niet van toepassing is, omdat dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat werknemers schade lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden, en de situatie van de verloren ringen daar niet onder valt. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer zelf de keuze had gemaakt om de ringen in de kluis te leggen, terwijl zij wist dat de kluis niet op slot was en dat meerdere personen toegang hadden tot de kluis. Ook artikel 7:611 BW bood geen grondslag voor aansprakelijkheid, omdat er geen verplichting was voor de werkgever om persoonlijke spullen van werknemers veilig op te bergen. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7174596 \ CV EXPL 18-36364
uitspraak: 8 maart 2019
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Vianen,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.P.J. Minten (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Jacquet & De Groot Schoonmaakbedrijven B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Spijer.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ Jacquet & De Groot ”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 27 augustus 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het vonnis van 16 oktober 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 17 januari 2019 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Jacquet & De Groot is een schoonmaakbedrijf en heeft het Van der Valk hotel te Vianen als object om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten.
2.2.
[eiseres] is als uitzendkracht ingehuurd door Jacquet & De Groot . Op 12 maart 2018 heeft [eiseres] voor Jacquet & De Groot schoonmaakwerkzaamheden verricht bij het Van der Valk hotel te Vianen.
2.3.
Bij aanvang van haar werkzaamheden op 12 maart 2018 droeg [eiseres] twee ringen. In overleg met haar leidinggevende (mevrouw [naam] ) zijn de twee ringen in de kluis gelegd die aanwezig was in het kantoortje/kantine.
2.4.
Na afloop van haar werkzaamheden ging [eiseres] haar ringen ophalen uit de kluis in het bijzijn van haar leidinggevende en andere collega’s. Bij binnenkomst in het kantoortje/kantine bleek de kluis niet afgesloten en lagen de ringen niet meer in de kluis.
2.5.
[eiseres] heeft Jacquet & De Groot aansprakelijk gesteld voor de verdwenen ringen. Jacquet & De Groot heeft zich bij brief van 4 april 2018 op het standpunt gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de verloren ringen.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Jacquet & De Groot te veroordelen:
I. aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.856,- en de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
II. aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 410,60;
III. in de kosten van de procedure, waaronder het salaris van gemachtigde.
3.2.
Aan haar vorderingen heeft [eiseres] het volgende ten grondslag gelegd.
Primair is Jacquet & De Groot op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade van [eiseres] . Jacquet & De Groot had de beschikking over de kluis, maar heeft niet voldoende maatregelen genomen en/of instructies ingegeven over hoe om te gaan met de kluis. [eiseres] mocht erop vertrouwen dat haar ringen veilig waren, nadat haar leidinggevende dit een passende oplossing vond. Jacquet & De Groot heeft onvoldoende maatregelen genomen die behoren bij het bewaren van kostbare spullen in een kluis.
Subsidiair is Jacquet & De Groot aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade op grond van artikel 7:611 BW. Jacquet & De Groot heeft zich niet als een goed werkgever gedragen door de ringen te bewaren in een niet goed beveiligde kluis.
De schade van [eiseres] bestaat uit twee ringen. Een ring is gekocht in Engeland en die kostte £ 999,-. Dit kwam destijds neer op een bedrag van € 1.361,-. De tweede ring is gekocht bij de Bijenkorf en koste € 1.495,-. De totale hoogte van de vordering bedraagt daarom € 2.856,-.

4.Het verweer

Jacquet & De Groot heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd.
Artikel 7:658 BW is niet van toepassing op onderhavige situatie, omdat de zorgplicht die uit dit artikel voortvloeit ziet op de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Dit ziet niet op de situatie van de verdwenen ringen. Voor zover artikel 7:658 BW wel van toepassing is, is Jacquet & De Groot van mening dat zij geen zorgplicht heeft geschonden. Het is de eigen keuze van [eiseres] geweest om de ringen in de kluis te leggen, terwijl ze wist dat de kluis openstond en pas gesloten zou worden nadat haar leidinggevende klaar was met de werkbriefjes. Er hadden meerdere personen toegang tot de kluis en [eiseres] was hiervan op de hoogte, zodat zij het risico voor lief heeft genomen. De kluis bevond zich in de kantine. Daarom heeft [eiseres] ook diverse malen gezien dat leidinggevenden de werkbriefjes in de kluis legden.
Artikel 7:611 BW biedt geen alternatieve of aanvullende grondslag naast artikel 7:658 BW. Daarnaast is er geen sprake van een situatie waarop artikel 7:611 BW ziet. Als artikel 7:611 BW wel van toepassing is, dan is Jacquet & De Groot van mening dat [eiseres] er niet op mocht vertrouwen dat de ringen goed zouden zijn opgeborgen in de kluis. [eiseres] was ermee bekend dat de kluis regelmatig openstaat en meerderde personen toegang hebben tot de kluis. [eiseres] had de ringen zelf bij zich kunnen houden of in haar pauze naar huis kunnen gaan om de ringen daar op te bergen.
Door Jacquet & De Groot is uiterst subsidiair de door [eiseres] gestelde waarde van de ringen betwist. [eiseres] heeft niet aangetoond dat zij de door haar gestelde kostbare ringen droeg. Daarnaast heeft zij wisselend verklaard over de waarde van de ringen.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat [eiseres] in de ochtend van 12 maart 2018 voorafgaand aan haar werkzaamheden twee ringen in de kluis van Jacquet & De Groot heeft gelegd met toestemming van haar leidinggevende en dat deze ringen aan het einde van de werkdag niet meer in de kluis lagen. [eiseres] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat Jacquet & De Groot aansprakelijk is voor haar hierdoor geleden schade op grond van artikel 7:658 BW en subsidiair op grond van artikel 7:611 BW. De schade bestaat volgens [eiseres] uit de aankoopwaarde van de ringen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] geen geslaagd beroep kan doen op artikel 7:658 BW en overweegt daartoe als volgt.
5.3.
In het eerste lid van artikel 7:658 BW is bepaald dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee de werknemer de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
5.4.
De zorgplicht van de werkgever die in artikel 7:658 lid 1 BW is opgenomen is derhalve bedoeld om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Dit artikel is dus geschreven om aansprakelijkheid te regelen voor arbeidsongevallen en beroepsziektes en ziet niet op de aansprakelijkheid van een werkgever voor het verliezen van persoonlijke eigendommen van een werknemer. Ook als wel geoordeeld zou worden dat de aansprakelijkheid van artikel 7:658 BW ruimer gelezen moet worden, dan heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat haar situatie onder dit artikel valt. Het moet immers gaan om schade die is ontstaan in de uitoefening van de werkzaamheden. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake. Hoewel het begrip ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’ volgens vaste rechtspraak ruimer gelezen moet worden dan alleen schade die is ontstaan in het uitoefenen van de opgedragen werkzaamheden, is de kantonrechter van oordeel dat onderhavige situatie daar toch niet onder valt. Niet in geschil is immers dat [eiseres] de ringen niet af hoefde te doen voor haar werkzaamheden, maar dat ze dit zelf wilde. Het was daarom een gunst van Jacquet & De Groot om haar kluis voor de opberging van de ringen ter beschikking te stellen. Het enkele feit dat de ringen in de kluis van Jacquet & De Groot zijn gelegd maakt niet dat Jacquet & De Groot op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de verdwijning van de ringen.
5.5.
Daarnaast kan [eiseres] ook geen geslaagd beroep doen op artikel 7:611 BW. Volgens [eiseres] was er geen voorschrift van Jacquet & De Groot dat zij persoonlijke spullen moest afgeven. Het is daarom niet redelijk om te oordelen dat er voor Jacquet & De Groot een verplichting bestond om maatregelen te treffen om persoonlijke spullen van werknemers veilig op te bergen. Het was de eigen keuze van [eiseres] om de ringen in de kluis te leggen in plaats van de ringen bij zich te houden. Aangezien [eiseres] heeft erkend dat zij ervan op de hoogte was dat de kluis nog niet op slot was toen zij ging werken en zij ervan op de hoogte was dat meerdere mensen toegang hadden tot de kluis en de kluis regelmatig openstond, kan zij niet de schuld van het verlies of de diefstal op Jacquet & De Groot afschuiven. Daarom kan niet geoordeeld worden dat Jacquet & De Groot aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] op grond van artikel 7:611 BW.
5.6.
Gelet op het voorgaande komt de gevorderde hoofdsom van [eiseres] niet voor toewijzing in aanmerking en wordt deze afgewezen. De hiermee verband houdende buitengerechtelijke incassokosten zullen hierom ook worden afgewezen.
5.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Jacquet & De Groot vastgesteld op € 420,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688