In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een groothandel in groenten en fruit en een werknemer. De werkgever, aangeduid als [verzoekster], verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, aangeduid als [verweerder], op basis van een verstoorde arbeidsrelatie en verwijtbaar handelen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 november 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer op 16 november 2018. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 november 2018.
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Hoewel er enige verstoring was, was deze niet van dien aard dat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De werkgever had onvoldoende onderbouwd dat de werknemer zich herhaaldelijk niet aan afspraken had gehouden, en de kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet voldoende inspanningen had geleverd om de verstoring op te lossen.
Daarnaast werd het verzoek tot ontbinding op grond van verwijtbaar handelen afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet verwijtbaar had gehandeld, aangezien zijn ziekmelding en het niet aanvaarden van de aangeboden functie niet als zodanig konden worden gekwalificeerd. De kantonrechter wees het verzoek van de werkgever af en veroordeelde deze in de proceskosten van de werknemer, vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.