Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
[gedaagde 6],
[gedaagde 7],
[gedaagde 8],
[gedaagde 9],
[gedaagde 10],
[gedaagde 11],
[gedaagde 12],
[gedaagde 13],
[gedaagde 14],
[gedaagde 15],
[gedaagde 16],
[gedaagde 17],
[gedaagde 18],
[gedaagde 19],
1.De procedure
- de dagvaardingen, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het proces-verbaal van de op 10 september 2018 gehouden comparitie van partijen;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Campen.
2.De vaststaande feiten
one ship companiesen elk van hen was reder/eigenares van een gelijknamig zeeschip, aldus respectievelijk [eiseres 1] , [eiseres 5] , [eiseres 4] , [eiseres 3] en [eiseres 2] (hierna: de Greenschepen).
are in the process of being sold and on behalf of the owners, we herewith tender notice of termination in accordance with Clause 18.3 of the Technical Management Agreement dated 1 January 2006. The sale is not yet fully completed, but we expect the delivery of the vessels will happen sometime in April/May 2012.
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
hrijving onrechtmatig?
chilling effectzou kunnen hebben; dat zou ertoe kunnen leiden dat zij feitelijk geen toegang zouden hebben tot de noodzakelijk geachte bescherming van hun rechten.
“onvoldoende gebleken is dat tussen partijen een zee-arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen”(r.o. 5.4). Dat onvoldoende is gebleken dat de zee-arbeidsovereenkomsten bestonden is rechtens niet gelijk te stellen aan het oordeel dat deze niet bestonden. De kantonrechter kon op de hem voorgelegde verzoeken beslissen zonder te hoeven vaststellen of/dat de gestelde zee-arbeidsovereenkomsten niet bestonden. Dat de bemanningsleden vervolgens een tweede procedure bij de kantonrechter zijn gestart waarin zij, onder meer, een verklaring voor recht hebben gevorderd dat er sprake was van zee-arbeidsovereenkomsten, was dus tegen die achtergrond in redelijkheid noodzakelijk en te voorzien. De escrow-agreement bood hen daarvoor in artikel 21 de ruimte. Toen de bemanningsleden bij vonnis van de kantonrechter in laatstgenoemde procedure in het ongelijk werden gesteld hebben zij hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 31 mei 2016 heeft het Gerechtshof Den Haag het vonnis van de kantonrechter van 12 december 2014 bekrachtigd. Nu geen beroep in cassatie is ingesteld stond (pas) daarmee in rechte vast dat de bemanningsleden geen aanspraken hadden jegens de rederijen.