ECLI:NL:RBROT:2019:1206

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
10/211032-18, 10/131126-18 en 10/109835-18 (gevoegd) /TUL VV: 10/049889-17 en 10/081615-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging en opzetheling met significante bijdrage van verdachte

Op 13 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging in vereniging en opzetheling. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen een slachtoffer op 3 september 2018 in Rotterdam. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken waarop te zien was dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die het slachtoffer in een gewelddadige situatie heeft ingesloten en achtervolgd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld, ook al heeft hij zelf niet fysiek geweld gepleegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage had geleverd en dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte strafrechtelijk aansprakelijk was voor het geweld dat door de groep werd gepleegd. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van opzetheling, omdat hij kort na diefstallen gestolen goederen in zijn bezit had gehad en deze had ingeleverd bij een opkoper. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde taakstraffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/211032-18, 10/131126-18 en 10/109835-18 (gevoegd)
Parketnummers vordering TUL VV: 10/049889-17 en 10/081615-17
Datum uitspraak: 13 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, te Rotterdam,
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Voeging

De rechtbank beveelt de voeging van de zaken, omdat voeging in het belang van het onderzoek is. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

2.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2019.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/049889-17, te weten een taakstraf voor de duur van 90 uren;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/081615-17, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren.

5.Waardering van het bewijs

Feit 1 (openlijke geweldpleging)
De volgende feiten en omstandigheden zijn uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen naar voren gekomen.
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting camerabeelden bekeken. Deze beelden zijn op 3 september 2018 tussen 20.25 uur en 20.55 uur gemaakt op de openbare weg, de Slinge te Rotterdam. De rechtbank heeft waargenomen dat drie personen in beeld komen die op het trottoir lopen. Het latere slachtoffer en twee manspersonen, die hierna zullen worden aangeduid als verdachte 1 en verdachte 2. Te zien is dat er een woordenwisseling of discussie gaande is tussen het slachtoffer en die beide verdachten. De verdachten bewegen voortdurend om het slachtoffer heen. Verdachte 1 maakt een slaande beweging in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Verdachte 2 neemt een gevechtshouding aan en schopt of trapt meerdere malen in de richting van het lichaam van het slachtoffer.
Vervolgens stapt een man uit een verderop geparkeerde auto (hierna: verdachte 3) en voegt zich bij het groepje van het slachtoffer en de verdachten 1 en 2. Verdachte 3 pakt de arm van het slachtoffer vast en trekt het slachtoffer naar zich toe. Alle verdachten blijven om het slachtoffer heen bewegen. Verdachte 2 blijft schoppen of trappen in de richting van het slachtoffer. Verdachte 2 schopt op enig moment dusdanig hard dat het slachtoffer als gevolg hiervan naar achteren valt en tegen de winkelruit aan komt. Hierna is te zien dat er nog twee personen uit de geparkeerde auto stappen (hierna: verdachten 4 en 5) en in de richting van het slachtoffer en de andere verdachten lopen. Alle verdachten dringen zich op aan het slachtoffer en sluiten hem in.
Op enig moment rent het slachtoffer van het trottoir de rijbaan op, waarbij hij wordt achtervolgd door alle verdachten. Vervolgens is op de beelden te zien dat het slachtoffer wordt ingehaald door de verdachten en dat er vanuit de groep van de verdachten wordt geschopt of getrapt in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer komt ten val op de rijbaan. Terwijl het slachtoffer op de grond ligt, wordt hij meerdere keren geschopt of getrapt.
Openlijke geweldpleging in vereniging
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde geweld. De verdachte wilde de ruzie juist sussen. Evenmin is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Er is dus onvoldoende bewijs, wat zou moeten leiden tot vrijspraak.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep van waaruit geweld wordt gepleegd, strafrechtelijk (ook) aansprakelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Het gaat dan om het ‘in vereniging’ plegen van geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is echter niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Voor een bewezenverklaring daarvan is immers vereist dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld en of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het groepsgeweld van voldoende gewicht is. Daarbij behoeft deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Evenmin is vereist dat wordt vastgesteld welke persoon uit de groep welke geweldshandelingen heeft gepleegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij degene is die als verdachte 3 is aangeduid.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die jegens het slachtoffer zijn verricht kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van handelingen die in één en dezelfde vechtpartij zijn verricht. Hieraan heeft iedere hierboven genoemde verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd door zich te mengen in het geweld dat tegen het slachtoffer plaatsvond. Geen van de verdachten heeft de-escalerend opgetreden of zich van het geweld gedistantieerd. In tegendeel: ieder van hen heeft zich in ieder geval opgedrongen aan het slachtoffer en hem achtervolgd toen hij de rijbaan op vluchtte.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Alle hierboven genoemde verdachten hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging.
Dat de verdachte zelf het slachtoffer niet heeft geschopt of geslagen doet daaraan niet af. De verdachte was onderdeel van de groep die het slachtoffer heeft ingesloten en achtervolgd en heeft de groep getalsmatig versterkt. Niet gebleken is dat de verdachte de ruzie heeft geprobeerd te sussen, ook niet nadat het slachtoffer hard tegen de winkelruit was getrapt. Ook daarna bleef de verdachte deel uitmaken van de groep, die inmiddels was versterkt tot vijf verdachten en die het slachtoffer tot op de rijbaan heeft achtervolgd. Daarmee heeft zijn opzet - door te handelen zoals hij heeft gedaan - zich mede uitgestrekt tot het geweld dat anderen uit de groep pleegden en waarbij hij zich heeft aangesloten. Ook dat geweld kan hem om die reden worden toegerekend.
Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank de conclusie op dat het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit bewezen is.
Feit 2 (poging tot inbraak)
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte handelingen heeft verricht die naar hun aard kunnen worden aangemerkt als medeplichtigheid.
De verdachte wordt daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
Feiten 3 en 4 (heling)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging zijn er contra-indicaties voor de vaststelling dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de door hem ingeleverde goederen van een misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft de goederen van een minderjarige vriend ontvangen en hij heeft telkens gevraagd of de goederen waren gestolen. Hierop werd ontkennend geantwoord. Bij het inleveren van de goederen heeft de verdachte zich bovendien gelegitimeerd, wat erop duidt dat de verdachte niet twijfelde aan de verklaring van de vriend. Tot slot gaat het volgens de verdediging om goederen waarvan men in zijn algemeenheid niet beducht hoeft te zijn dat die van misdrijf afkomstig zijn.
Beoordeling
Op 10 januari 2018 heeft de verdachte een navigatiesysteem, een gitaar en een versterker voorhanden gehad en deze goederen ingeleverd bij een opkoper in Rotterdam. Deze goederen waren tussen 8 januari 2018, om 16.00 uur, en 9 januari 2018, om 15.00 uur, gestolen uit een auto.
Op 23 maart 2018 heeft de verdachte een keyboard voorhanden gehad en dit voorwerp ingeleverd bij een opkoper in Rotterdam. Dit keyboard was op dezelfde dag gestolen bij een woninginbraak.
De verdachte heeft verklaard dat hij de goederen op verzoek van een vriend heeft ingeleverd bij een opkoper. Hiervoor heeft de verdachte telkens een vergoeding gekregen. De verdachte heeft de naam van die vriend niet willen noemen. De verklaring van de verdachte mist iedere onderbouwing en kan ook niet worden geverifieerd.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de verdachte telkens kort na een diefstal daarbij weggenomen goederen voorhanden heeft gehad en bij een opkoper heeft ingeleverd. De verdachte heeft voor het bezit van die gestolen goederen geen aannemelijke en verifieerbare verklaring gegeven. Mede met het oog op het geringe tijdsverloop tussen de diefstallen en het inleveren van de goederen, alsmede de omstandigheden waaronder dit telkens is gebeurd, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte ook ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat de ingeleverde goederen van diefstal afkomstig waren.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. parketnummer 10/211032-18)
hij op 3 september 2018 te Rotterdam openlijk, te weten, op of aan de openbare weg de Slinge,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan en insluiten/achtervolgen van die [naam slachtoffer 1]
en
- ( met kracht) slaan/stompen naar/in de richting van het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer 1] en
- ( met kracht) schoppen/trappen naar/in de richting van en op/tegen
het lichaam en hoofd/gezicht van die
[naam slachtoffer 1](als gevolg waarvan die
[naam slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat);
3. ( parketnummer 10/109835-18)
hij op 10 januari 2018 te Rotterdam,
goederen, te weten een navigatiesysteem en gitaar en (gitaar)versterker
heeft voorhanden gehad en overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van
deze goederen
wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. ( parketnummer 10/109835-18)
hij op 23 maart 2018 te Rotterdam,
een goed te weten een keyboard (merk: Roland, type: GW-7 workstation)
heeft voorhanden gehad en overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed
wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3.
opzetheling;
4.
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De groep waartoe de verdachte behoorde heeft het slachtoffer ingesloten en vervolgens geschopt of getrapt, zelfs toen het slachtoffer door het geweld ten val was gekomen op de rijbaan. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij het directe slachtoffer als bij omstanders die van het geweld ongewild getuige hebben moeten zijn. Dergelijk handelen leidt bovendien tot verontwaardiging in de samenleving.
De verdachte heeft zich bovendien tweemaal schuldig gemaakt aan opzetheling. Hij heeft geprofiteerd van misdrijven van een ander (of anderen), waarbij de oorspronkelijke eigenaren van de goederen zijn gedupeerd en hun eigendomsrecht is geschonden. De verdachte heeft aldus bijgedragen aan een systeem waarbij van misdrijf afkomstige goederen eenvoudig kunnen worden verhandeld en heeft op die wijze het plegen van diefstallen gefaciliteerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 december 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering acht het noodzakelijk dat aan de verdachte verplicht reclasseringscontact wordt opgelegd. Verder dient hij mee te werken aan een cognitieve vaardigheidstraining of een andere geschikte gedragsinterventie. De reclassering vindt het tevens van belang dat de verdachte wordt verplicht om toe te werken naar een passende vorm van dagbesteding.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de reclassering verplicht contact en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank dit niet opleggen, nu de rechtbank geen aanleiding ziet voor een voorwaardelijk strafdeel, gelet op het justitiële verleden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 mei 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en heling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 180 uren, waarvan een gedeelte groot 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Deze proeftijd loopt nog.
Bij vonnis van 28 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
Ook deze proeftijd loopt nog.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de beide vorderingen.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63, 141 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de hiervoor onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
(parketnummer 10/049889-17)
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijke gedeelte, groot
90 (negentig) urenvan de bij vonnis van 22 mei 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
taakstraf, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
(parketnummer 10/081615-17)
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 28 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
taakstrafvoor de tijd van
30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
26 (zesentwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
13 (dertien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. R. Brand en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. parketnummer 10/211032-18)
hij op of omstreeks 3 september 2018 te Rotterdam
openlijk, te weten, op of aan de openbare weg de Slinge,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan en/of insluiten/achtervolgen van die [naam slachtoffer 1]
en/of
- ( met kracht) slaan/stompen naar/in de richting van en/of op/tegen het
lichaam en/of het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( met kracht) schoppen/trappen naar/in de richting van en/of op/tegen het
lichaam en/of hoofd/gezicht van die (als gevolg waarvan die [naam slachtoffer 1]
ten val is gekomen en/of terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag/zat);
2. ( parketnummer 10/131126-18)
(primair)
hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van voornemen om
in/uit een woning, gelegen aan de [plaats delict] te nemen geld en/of
een of meer goederen van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders
gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer 2] , met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen geld en/of goed/goederen onder zijn/hun bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- ( met een steen) een raam/ruit van voornoemde woning heeft
ingegooid/verbroken en/of
- ( met kracht) met geschoeide voet tegen een raam/ruit van deze
woning
heeft getrapt en/of geduwd/gedrukt en/of
- heeft getracht om door de (aldus ontstane) opening in de/het
verbroken
ruit/raam, deze/dit ruit raam te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
[naam medeverdachte] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven
personen
op of omstreeks 3 juli 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om in/uit een woning, gelegen aan de
[plaats delict] te nemen geld en/of een of meer goederen, dat/die
geheel of ten dele aan een ander dan aan deze [naam medeverdachte] en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan
[naam slachtoffer 2] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen geld en/of goed/goederen onder zijn/hun bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- ( met een steen) een raam/ruit van voornoemde woning heeft/hebben
ingegooid/verbroken en/of
- ( met kracht) met geschoeide voet tegen een raam/ruit van deze
woning
heeft/hebben getrapt en/of geduwd/gedrukt en/of
- heeft getracht om door de (aldus ontstane) opening in de/het
verbroken
ruit/raam, deze/dit ruit/raam te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3
juli 2018 te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan
ten einde die [naam medeverdachte] bij gevaar voor ontdekking/betrapping te kunnen
waarschuwen;
3. ( parketnummer 10/109835-18)
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Rotterdam,
(een) goed(eren), te weten een navigatiesysteem en/of gitaar en/of
(gitaar)versterker heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4. ( parketnummer 10/109835-18)
hij op of omstreeks 23 maart 2018 te Rotterdam,
een goed te weten een keyboard (merk: Roland, type: GW-7
workstation) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.