ECLI:NL:RBROT:2019:1205

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
10/211023-18 / TUL VV: 10/701061-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met significante bijdrage van verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging in vereniging. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.A.R. Newoor. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 120 dagen, met een bijkomende taakstraf van 60 uren.

De rechtbank heeft camerabeelden bekeken van een incident dat plaatsvond op 3 september 2018 op de Slinge in Rotterdam. Hierop was te zien hoe de verdachte en andere mannen het slachtoffer insloten en geweld tegen hem pleegden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij het slachtoffer niet fysiek had aangeraakt, een significante bijdrage had geleverd aan het groepsgeweld door deel uit te maken van de groep die het slachtoffer achtervolgde en insloot. De rechtbank benadrukte dat deelname aan een gewelddadige groep strafrechtelijke aansprakelijkheid met zich meebrengt, ook als de verdachte zelf niet direct geweld heeft gepleegd.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan openlijke geweldpleging in vereniging en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank weigerde de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, maar legde in plaats daarvan een taakstraf op, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante wetgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/211023-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/701061-17
Datum uitspraak: 13 februari 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2000 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Dordrecht te Dordrecht,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het resterende voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/701061-17, te weten jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met omzetting daarvan in een taakstraf van 60 uren.

4.Waardering van het bewijs

De volgende feiten en omstandigheden zijn uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen naar voren gekomen.
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting camerabeelden bekeken. Deze beelden zijn op 3 september 2018 tussen 20.25 uur en 20.55 uur gemaakt op de openbare weg, de Slinge te Rotterdam.
De rechtbank heeft waargenomen dat drie personen in beeld komen die op het trottoir lopen. Het latere slachtoffer en twee manspersonen, die hierna zullen worden aangeduid als verdachte 1 en verdachte 2. Te zien is dat er een woordenwisseling of discussie gaande is tussen het slachtoffer en die beide verdachten. De verdachten bewegen voortdurend om het slachtoffer heen. Verdachte 1 maakt een slaande beweging in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Verdachte 2 neemt een gevechtshouding aan en schopt of trapt meerdere malen in de richting van het lichaam van het slachtoffer.
Vervolgens stapt een man uit een verderop geparkeerde auto (hierna: verdachte 3) en voegt zich bij het groepje van het slachtoffer en de verdachten 1 en 2. Verdachte 3 pakt de arm van het slachtoffer vast en trekt het slachtoffer naar zich toe. Alle verdachten blijven om het slachtoffer heen bewegen. Verdachte 2 blijft schoppen of trappen in de richting van het slachtoffer. Verdachte 2 schopt op enig moment dusdanig hard dat het slachtoffer als gevolg hiervan naar achteren valt en tegen de winkelruit aan komt. Hierna is te zien dat er nog twee personen uit de geparkeerde auto stappen (hierna: verdachten 4 en 5) en in de richting van het slachtoffer en de andere verdachten lopen. Alle verdachten dringen zich op aan het slachtoffer en sluiten hem in.
Op enig moment rent het slachtoffer van het trottoir de rijbaan op, waarbij hij wordt achtervolgd door alle verdachten. Vervolgens is op de beelden te zien dat het slachtoffer wordt ingehaald door de verdachten en dat er vanuit de groep van de verdachten wordt geschopt of getrapt in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer komt ten val op de rijbaan. Terwijl het slachtoffer op de grond ligt, wordt hij meerdere keren geschopt of getrapt.
Openlijke geweldpleging in vereniging
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen feitelijke bijdrage heeft geleverd aan het ten laste gelegde geweld en dat evenmin sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Er is dus onvoldoende bewijs, wat zou moeten leiden tot vrijspraak.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep van waaruit geweld wordt gepleegd, strafrechtelijk (ook) aansprakelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Het gaat dan om het ‘in vereniging’ plegen van geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is echter niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Voor een bewezenverklaring daarvan is immers vereist dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld en of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het groepsgeweld van voldoende gewicht is. Daarbij behoeft deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Evenmin is vereist dat wordt vastgesteld welke persoon uit de groep welke geweldshandelingen heeft gepleegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij degene is die als verdachte 1 is aangeduid.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die jegens het slachtoffer zijn verricht kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van handelingen die in één en dezelfde vechtpartij zijn verricht.
Hieraan heeft iedere hierboven genoemde verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd door zich te mengen in het geweld dat tegen het slachtoffer plaatsvond. Geen van de verdachten heeft de-escalerend opgetreden of zich van het geweld gedistantieerd. In tegendeel: Ieder van hen heeft zich in ieder geval opgedrongen aan het slachtoffer en hem achtervolgd toen hij de rijbaan op vluchtte.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Alle hierboven genoemde verdachten hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging.
Dat de verdachte zelf het slachtoffer niet heeft aangeraakt doet daaraan niet af. De verdachte heeft de groep, die het slachtoffer heeft ingesloten en achtervolgd, getalsmatig versterkt. Bovendien heeft zijn opzet - door te handelen zoals hij heeft gedaan - zich mede uitgestrekt tot het geweld dat anderen uit de groep pleegden en waarbij hij zich heeft aangesloten. Ook dat geweld kan hem om die reden worden toegerekend.
Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank de conclusie op dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit bewezen is.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 september 2018 te Rotterdam openlijk, te weten, op of aan de openbare weg de Slinge,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan en insluiten/achtervolgen van die [naam slachtoffer]
en
- ( met kracht) slaan/stompen naar/in de richting van het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] en
- ( met kracht) schoppen/trappen naar/in de richting van en op/tegen
het lichaam en hoofd/gezicht van die
[naam slachtoffer](als gevolg waarvan die
[naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag/zat).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De groep waartoe de verdachte behoorde heeft het slachtoffer ingesloten en vervolgens geschopt of getrapt, zelfs toen het slachtoffer door het geweld ten val was gekomen op de rijbaan. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij het directe slachtoffer als bij omstanders die van het geweld ongewild getuige hebben moeten zijn. Dergelijk handelen leidt bovendien tot verontwaardiging in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten waarbij geweld een rol speelde.
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 januari 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte wil nergens aan meewerken. Hij gaat zijn eigen gang en heeft geen dagbesteding. Voortzetten van begeleiding door de jeugdreclassering heeft geen meerwaarde. Geadviseerd wordt om de begeleiding over te laten nemen door Reclassering Nederland.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij geen begeleiding nodig heeft, omdat hij alles zelf regelt. Hij zou al vaker hebben bewezen dat hij dat aan kan. De verdachte ziet geen meerwaarde in begeleiding door de reclassering.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank dit niet opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel en daarnaast is de verdachte niet gemotiveerd om met de reclassering aan de slag te gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 22 juni 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer afpersing en diefstal met geweld veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 177 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze proeftijd loopt nog.
Bij vonnis van 8 oktober 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de tenuitvoerlegging gelast van 60 dagen jeugddetentie, met omzetting daarvan in een taakstraf van 120 uren.
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van het restant van het eerder opgelegde voorwaardelijk strafdeel, te weten 30 dagen jeugddetentie, met omzetting daarvan in een taakstraf van 60 uren.
De verdediging heeft een taakstraf bepleit, voor zover de rechtbank de tenuitvoerlegging zou gelasten van het resterende voorwaardelijk strafdeel.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 22 juni 2017 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van het restant van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis opgelegde vrijheidsstraf worden gelast. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 60 uren te op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
(parketnummer 10/701061-17)
legt - in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 juni 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een
taakstrafop voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. R. Brand en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 september 2018 te Rotterdam
openlijk, te weten, op of aan de openbare weg de Slinge,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan en/of insluiten/achtervolgen van die
[naam slachtoffer]
en/of
- ( met kracht) slaan/stompen naar/in de richting van en/of op/tegen het
lichaam en/of het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
- ( met kracht) schoppen/trappen naar/in de richting van en/of op/tegen
het
lichaam en/of hoofd/gezicht van die (als gevolg waarvan die
[naam slachtoffer]
ten val is gekomen en/of terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag/zat).