ECLI:NL:RBROT:2019:10912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
10.138540.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake bezit van een vuurwapen en munitie

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel. Tijdens de zitting op 13 september 2019 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool en munitie op 8 juni 2019 te Rotterdam. De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en begeleiding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen en munitie een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat dergelijk handelen moet worden tegengegaan. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd en verkeerde in een kwetsbare positie, zonder stabiele woon- of leefsituatie. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zal begeleid wonen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-138540-19
Datum uitspraak: 27 september 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat de verdachte begeleid zal wonen en dat hij zich inspant tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 8 juni 2019 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool, van het merk FN, type 1922, kaliber 9 mm kort
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten twee kogelpatronen, van het merk Cbc, type Kogelpatroon,
kaliber .380 Auto (9 mm kort) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Wapens worden niet zelden gebruikt bij het begaan van strafbare feiten en circuleren veelvuldig in het criminele circuit. Het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie maakt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van de maatschappij. Dit handelen moet daarom worden tegengegaan door hier streng tegen op te treden.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij het wapen slechts 30 seconden voor zijn aanhouding had gevonden in de bosjes niet aannemelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor
strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2019. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is al vijf jaar het huis uit en leeft sindsdien op straat. Hij verblijft afwisselend bij zijn moeder en vrienden die hij uit de buurt (Rotterdam Zuid) kent. Hij heeft geen zinvolle dagbesteding en/of inkomen en heeft geen zicht op eventuele schulden. . Ook eventueel middelengebruik moet gezien worden als risicofactor, daar de verdachte begin dit jaar met meerdere verpakkingen cocaïne is opgepakt. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor het huidige delict en zijn delictverleden. Momenteel is de verdachte gemotiveerd om terug naar school te gaan. Hij staat sinds zijn detentieperiode in contact met het Jongerenloket van de gemeente Rotterdam. Zij zijn bezig met het aanvragen van een uitkering voor de verdachte. Het feit dat de verdachte moeilijk bereikbaar is – door het ontbreken van een postadres en/of vaste verblijfplaats – en eerder dit jaar heeft aangegeven niet naar de reclassering te kunnen komen doordat hij geen geld heeft, kunnen een negatieve invloed hebben op de responsiviteit. Toch acht de reclassering een reclasseringstraject geïndiceerd, omdat het hem tot op heden niet is gelukt om zijn leven zelfstandig op de rit te krijgen. Een stabiele leefsituatie wordt van belang geacht om de kans op recidive te verlagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet hoger dan de tot nu toe doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat het feit te ernstig is.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht geen straf hoger dan de tot nu toe ondergane voorlopige hechtenis op te leggen en verzoekt derhalve om de voorlopige hechtenis op te heffen. Dit verzoek wordt afgewezen omdat de hoogte van de opgelegde straf de voortzetting van de voorlopige hechtenis toelaat.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c en 14d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde , zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich na een uitnodiging bij een door het 3RO instroompunt nader te bepalen reclasseringsorganisatie. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent en zo lang als zij gedurende de proeftijd nodig acht;
de veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start indien er een verblijfplaats voor de veroordeelde beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
de veroordeelde volgt een opleiding tot automonteur bij het Zadkine of bij een soortgelijke instelling. Indien de veroordeelde niet (direct) toegelaten wordt voor deze – of soortgelijke – opleiding, heeft de veroordeelde de inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van inkomen, werk en/of dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, gedurende de proeftijd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van der Drift-Visser, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 8 juni 2019
te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool, van het merk FN, type 1922, kaliber 9 mm kort
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten twee kogelpatronen, van het merk Cbc, type Kogelpatroon,
kaliber .380 Auto (9 mm kort)
voorhanden heeft gehad;