ECLI:NL:RBROT:2019:10870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
ROT 19/3378
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep wegens niet tijdig beslissen op bezwaar met betrekking tot parkeervergunning

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door V. Sparidis, een beroep had ingediend wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een parkeervergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Codrington. Eiseres had op 23 januari 2019 een afwijzing ontvangen en had op 9 februari 2019 bezwaar gemaakt. Na het indienen van een ingebrekestelling op 6 juni 2019, waarbij verweerder in gebreke werd gesteld, had verweerder tot op dat moment geen beslissing genomen op het bezwaar. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor het indienen van een beroepschrift was voldaan, waardoor het beroep kennelijk gegrond was.

De rechtbank stelde vast dat de door verweerder verbeurde dwangsom, te rekenen vanaf de ingebrekestelling, € 1.442,- bedroeg. Eiseres verzocht de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken een beslissing te nemen op het bezwaar, onder last van een dwangsom. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog op het bezwaar moest beslissen, met een dwangsom van € 100,- per dag, tot een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar en stelde de verbeurde dwangsom vast. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. E. Lunenberg, in aanwezigheid van griffier mr. drs. C.M. Steemers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3378
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2019 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[Naam], te [Plaats], eiseres,
gemachtigde: V. Sparidis,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. R.J.M. Codrington.

Procesverloop

Bij brief van 6 juli 2019 heeft eiseres een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar.

Overwegingen

1.1.
Bij besluit van 23 januari 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een parkeervergunning afgewezen.
1.2.
Op 9 februari 2019 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij brief van 6 juni 2019, door verweerder ontvangen op 11 juni 2019, heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
1.4.
Tot op heden heeft verweerder geen besluit genomen op het bezwaarschrift van eiseres.
2. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan.
3. Het beroep is daarom kennelijk gegrond, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
4. Eiseres heeft de bestuursrechter verzocht de hoogte van de door verweerder verbeurde dwangsom vast te stellen met toepassing van artikel 8:55c van de Awb. De rechtbank zal daarom de door verweerder verbeurde dwangsom vaststellen. Gelet op artikel 4:17, tweede en derde lid, van de Awb bedraagt de dwangsom, te rekenen vanaf twee weken na de ontvangst van de ingebrekestelling, de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. De dwangsom die verweerder heeft verbeurd loopt vanaf 26 juni 2019. Sinds die datum tot de dag van deze uitspraak zijn meer dan 42 dagen verstreken. De maximale dwangsom van
€ 1.442,- is verbeurd.
5.1.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat verweerder wordt opgedragen uiterlijk binnen twee weken een beslissing te nemen op de aanvraag onder last van een dwangsom.
5.2.
In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat als het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog op het bezwaar van eiseres te beslissen onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank bepaalt de dwangsom op € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
6. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseres;
- stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak alsnog op het bezwaar beslist, bij gebreke waarvan hij aan eiseres een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. C.M. Steemers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.