4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte moet van witwassen worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat het ten laste gelegde geld een criminele herkomst heeft. De verdachte had voldoende legale middelen om de betreffende contante bankstortingen en contante betalingen te doen.
De contante betaling van sieraden bij [naam juwelier] wordt ten onrechte aan de verdachte toegeschreven. Uit het verhoor van getuige [naam getuige] bij de rechter-commissaris volgt dat deze kosten door hem zijn voldaan.
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van een verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Wanneer de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
De verdachte is bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2018 onder meer veroordeeld voor betrokkenheid bij een vijftal hennepkwekerijen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 10 juni 2014. Hij heeft zich in die periode al dan niet samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennep. Ook in 2009 en 2010 is de verdachte door de rechtbank te Dordrecht veroordeeld voor betrokkenheid bij hennepteelt. De rechtbank stelt daarom vast dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft bezighouden met de hennepteelt en het is een feit van algemene bekendheid dat daarmee veel geld kan worden verdiend. Een brondelict voor eventueel onverklaarbaar vermogen van de verdachte in die periode is daarmee in beginsel gegeven.
De rechtbank stelt verder op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode (1 januari 2010 tot 30 april 2014) meerdere malen contante geldbedragen op zijn bankrekening heeft gestort, voor een totaalbedrag van € 90.380,=. Ook heeft hij in die periode contante betalingen gedaan voor een totaalbedrag van € 110.043,=. Totaal heeft hij € 200.423,= aan contanten beschikbaar gehad.
Het verweer van de raadsman dat de in dat bedrag opgenomen aankoop van de sieraden bij [naam juwelier] niet door de verdachte is gedaan, wordt verworpen. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat deze sieraden door de verdachte zijn gekocht en door hem contant zijn betaald. Uit de verklaring van [naam getuige] volgt niet dat hij de sieraden zou hebben gekocht. Daar komt nog bij dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat de facturen zien op oorbellen en [naam juwelier]-sieraden die hij zelf heeft gekocht.
Met betrekking tot de legale inkomsten van de verdachte in de ten laste gelegde periode wordt op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld dat het gezamenlijke inkomen van de verdachte en zijn toenmalige partner in de ten laste gelegde periode tussen de 90 en 95 duizend euro bedroeg.
Voor het overige zijn er op basis van het dossier geen legale inkomsten vast te stellen. Er is wel gebleken dat de verdachte in de periode van oktober 2013 tot en met 30 april 2014 per vier weken een bedrag van € 2.000,= (in totaal € 12.000,=) ontving van het bedrijf [naam bedrijf] De verdachte heeft hierover verklaard dat hij in die periode bij dit bedrijf heeft gewerkt als uitvoerder. De rechtbank is echter, met de officier van justitie, van oordeel dat deze inkomsten niet als legale inkomsten zijn aan te merken. Uit de bewijsmiddelen (onder meer de bevindingen van de politie met betrekking tot observaties en telefoontaps) volgt dat de verdachte niet daadwerkelijk arbeid voor dit bedrijf heeft verricht en dat er sprake was van een schijnconstructie om de verdachte ogenschijnlijk legale inkomsten te verschaffen.
Het bedrag van € 200.423,= aan contante bankstortingen en contante betalingen staat niet in verhouding tot de legale (gezamenlijke) inkomsten van de verdachte en dit betreft dus onverklaarbaar vermogen.
Verklaring verdachte
Nu sprake is van een brondelict (hennepteelt) en onverklaarbaar vermogen in de ten laste gelegde periode, is een vermoeden van witwassen gegeven. Van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het onverklaarbare vermogen niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode vaak naar Holland Casino ging en daar veel geld heeft gewonnen. Het geld dat hij won, zou hij vervolgens op zijn bankrekening hebben gestort. Ook zou hij onder meer van dit geld de contante betalingen hebben gedaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het niet onmogelijk, maar wel hoogst uitzonderlijk is dat een persoon jarenlang structureel nettowinsten behaalt met kansspelen. Het enkele feit dat uit het onderzoek van het openbaar ministerie volgt dat de verdachte een frequente bezoeker is van Holland Casino, onderbouwt zijn verklaring daarom op zichzelf niet en de verklaring van de verdachte is voor het overige noch concreet, noch verifieerbaar. De verdachte legt geen overzichten over van zijn speelwinsten, geen aangiften kansspelbelasting, geen stukken van Holland Casino waaruit (hoge) uitkeringen blijken, geen stukken waaruit blijkt dat hij zijn speelwinsten heeft kenbaar gemaakt aan de sociale dienst, of anderszins stukken die de hoogte van zijn gestelde structurele speelwinsten onderbouwen. In tegendeel, de verdachte onderbouwt zijn stelling in het geheel niet met stukken. Het vermoeden van witwassen is daarom met deze verklaring niet weerlegd.
Op de terechtzitting heeft de verdachte verder verklaard dat hij vanaf 1999 een baan heeft gehad en daarnaast ook ‘zwart’ heeft gewerkt en oud ijzer heeft verkocht. Hij stelt tot 2010 vaak zijn salaris te hebben opgenomen en thuis te hebben bewaard. Met dit geld heeft hij de contante betalingen gedaan. Hij zou steeds een bedrag van € 20.000,= tot € 25.000,= aan contanten thuis hebben gehad.
Ook deze verklaringen zijn onvoldoende om het vermoeden van witwassen te ontzenuwen. De verdachte heeft geen enkele verdere onderbouwing gegeven met betrekking tot zijn stelling dat hij veel ‘zwart’ bijkluste en oud ijzer verkocht. De enkele verklaring van zijn voormalige partner [naam] bij de rechter-commissaris daaromtrent is daarvoor onvoldoende. Nu de verdachte deze verklaring pas ter terechtzitting heeft gegeven, is deze ook niet meer verifieerbaar. Nog daargelaten dat ook belastingontduiking een brondelict voor witwassen kan zijn (ECLI:NL:HR:2008:BD2774). Dat de verdachte vanaf 1999 een baan heeft gehad en tot 2010 van die inkomsten geld heeft gespaard is evenmin onderbouwd en is ook niet verifieerbaar. Er zijn geen stukken, zoals loonstroken, bankafschriften en belastingaangiftes overgelegd waaruit dit blijkt. Het met betrekking hiertoe gevoerde verweer dat het opvragen van stukken niet meer mogelijk was, omdat de gegevens bij de betreffende instanties niet langer dan 5 jaar worden bewaard, wordt verworpen. De verdachte is in 2014 al geconfronteerd met de onderhavige verdenking, zodat hij toen al stukken hierover had kunnen opvragen.
Het vermoeden van witwassen is niet ontzenuwd en op grond hiervan acht de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag van € 200.423,= onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een geldbedrag van € 200.423,= heeft witgewassen. Hij heeft dit geld gedurende de ten laste gelegde periode verworven, voorhanden gehad en omgezet danwel van dit geld gebruik gemaakt doordat hij dit geld ook heeft uitgegeven. Nu dit witwassen over een lange periode heeft plaatsgevonden, is ook bewezen dat de verdachte hiervan een gewoonte gemaakt.