ECLI:NL:RBROT:2019:10589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
C/10/565625 / HA ZA 19-32
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en onrechtmatige daad: bewijslast bij achterop aanrijding

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 2 juni 2015, waarbij eiseres, die in een Chevrolet reed, werd aangereden door de bestuurder van een Ford, hierna aangeduid als [naam]. De aanrijding vond plaats op de Rivium Boulevard te Capelle aan den IJssel, waar [naam] achterop de auto van eiseres botste terwijl zij linksaf wilde slaan naar een parkeerplaats. Eiseres stelt dat [naam] onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende afstand te houden, terwijl [naam] betwist dat hij een verkeersfout heeft gemaakt en stelt dat eiseres plotseling remde zonder richting aan te geven. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij eiseres ligt, conform artikel 150 Rv, en dat de omstandigheid dat [naam] achterop de auto van eiseres is gereden geen uitzondering op deze hoofdregel rechtvaardigt. De rechtbank draagt eiseres op te bewijzen dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden. De beslissing over de vraag of eiseres recht heeft op een voorschot op schadevergoeding wordt aangehouden totdat de aansprakelijkheid van Nationale Nederlanden is vastgesteld. De rechtbank heeft de procedure verder gespecificeerd, inclusief de voorwaarden voor het horen van getuigen en het indienen van bewijsstukken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/565625 / HA ZA 19-32
Vonnis van 24 december 2019
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.G.A. Kok te Nijmegen,
tegen
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
(voorheen: Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.W. Gijsbers te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Nationale Nederlanden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 december 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de brief van 10 april 2019 waarin de comparitie is bepaald;
  • de aanvullende producties van de zijde van [naam eiseres] , ter griffie ontvangen op 21 mei 2019;
  • de aanvullende productie van de zijde van Nationale Nederlanden, die ter griffie is ontvangen op 9 juli 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2019;
  • de brief van de gemachtigde van [naam eiseres] van 22 juli 2019 ter zake het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 2 juni 2015 reed [naam eiseres] in een personenauto Chevrolet op de Rivium Boulevard te Capelle aan den IJssel. Op diezelfde weg, achter haar, reed [naam] in een personenauto van het merk Ford.
2.2.
Ter hoogte van [adres] kan bij een verkeerslicht over twee rijstroken linksaf geslagen worden, richting de Abram van Rijckevorselweg. Ook de Abram van Rijckevorselweg heeft ter hoogte van [adres] twee rijstroken.
2.3.
Terwijl [naam eiseres] linksaf sloeg naar het terrein met (onder meer) parkeerplaatsen van [adres] , is [naam] met de door hem bestuurde auto tegen de achterkant van de door [naam eiseres] bestuurde auto aan gereden.
2.4.
Na de aanrijding hebben partijen ter plaatse een aanrijdingsformulier ingevuld. De politie is hierbij niet betrokken geweest. Het aanrijdingsformulier is door beide partijen ondertekend. Door [naam eiseres] is op het formulier bij “
zichtbare schade aan voertuig A”ingevuld “
bumper ontzet. Trekhaak gedeukt.
Op het gedeelte van het formulier dat op een later moment thuis kon worden ingevuld heeft [naam] onder meer geschreven:

Tegenpartij rijdt op rechterstrook. Remt plotseling omdat ze linksaf wil. Situatie is vlak na een stoplicht waarna je linksaf gaat (bocht 90°). Het is dus optrekkend verkeer. Omdat tegenpartij op de rechterstrook rijdt is het niet in te schatten dat ze plotseling remt en linksaf een oprit in wil! Richtingaanwijzernietvantevoren aangedaan.
2.5.
Nationale Nederlanden is de WAM-verzekeraar van [naam] . Bij brief van 3 augustus 2015 heeft zij onder meer het volgende bericht aan de rechtsbijstandverzekeraar van [naam eiseres] :

Onze verzekerde geeft aan dat de aanrijding een gevolg is geweest van een niet te verwachten manoeuvre van uw verzekerde. Zie hiervoor de toelichting van onze verzekerde. Op basis daarvan erkennen wij geen aansprakelijkheid.
2.6.
Op 20 juni 2017 heeft Nationale Nederlanden een bedrag van € 1.500,- betaald aan [naam eiseres] ten titel van voorschot, zonder erkenning van aansprakelijkheid.

3.Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert – samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht wordt verklaard dat Nationale Nederlanden op 2 juni 2015 onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld;
- Nationale Nederlanden wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die [naam eiseres] daardoor heeft geleden en nog zal lijden, onder verwijzing naar de schadestaatprocedure;
- Nationale Nederlanden hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schade van € 5.000,-,
- Nationale Nederlanden hoofdelijk wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Nationale Nederlanden voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat vast dat [naam] met zijn auto de auto van [naam eiseres] heeft aangereden. Volgens [naam eiseres] heeft [naam] daarmee onrechtmatig jegens haar gehandeld, als bedoeld in artikel 6:162 BW. Meer in het bijzonder stelt [naam eiseres] dat [naam] in strijd met de geldende verkeersregels heeft gehandeld door onvoldoende afstand te houden. Dit onrechtmatig handelen leidt ertoe dat [naam] aansprakelijkheid is voor de geleden en nog te lijden schade. Nationale Nederlanden moet als de verzekeraar van [naam] deze schade vergoeden, aldus [naam eiseres] . Nationale Nederlanden betwist een en ander gemotiveerd.
4.2.
Om te kunnen beoordelen of [naam] onrechtmatig heeft gehandeld, is allereerst het bepaalde in artikel 19 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) van belang. Dit artikel bepaalt dat een bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Volgens vaste rechtspraak mag in de situatie dat een auto achterop een andere auto botst, zoals hier het geval, echter niet zonder meer worden aangenomen dat dat de bestuurder van de achterste auto dus een verkeersfout heeft gemaakt (zie Hoge Raad 13 april 2001, NJ 2001, 572 en bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 26 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1720).
4.3.
Partijen verschillen over de toedracht van het ongeval. Volgens [naam eiseres] heeft zij, nadat het stoplicht voor linksaf gaand verkeer groen werd, met gepaste snelheid gereden. Toen zij linksaf moest inslaan naar de inrit van [adres] heeft zij haar knipperlicht aangezet en is zij stapvoets gaan rijden, aldus [naam eiseres] . Zij stelt dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden, zeker nu hij er op bedacht had moeten zijn dat er een inrit naar het bedrijventerrein was. [naam] stelt daar echter tegenover dat partijen over de rechter rijbaan reden en [naam eiseres] plotseling remde om linksaf te slaan, naar het terrein van [adres] . Daarbij heeft zij volgens [naam] geen richting aangegeven en is zij vanaf de rechter rijstrook linksaf geslagen. Volgens [naam] heeft [naam eiseres] daarmee gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 17 RVV, 54 RVV en 55 RVV. Volgens [naam] heeft niet hij, maar juist [naam eiseres] verkeersfouten gemaakt.
4.4.
Nu de toedracht van het ongeval niet vast staat, geldt dat [naam eiseres] haar stellingen ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal moeten bewijzen. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg. Uit de hiervoor reeds aangehaalde vaste rechtspraak (zie onder 4.2.) vloeit eveneens voort dat de omstandigheid dat [naam] achterop de auto van [naam eiseres] is gereden geen uitzondering rechtvaardigt om van deze hoofdregel af te wijken. Dit betekent dat [naam eiseres] zal moeten bewijzen dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden tot de door haar bestuurde auto en daardoor tegen die auto is aangereden. Tot de levering van dat bewijs zal zij op de hierna te vermelden manier worden toegelaten.
4.5.
De beoordeling van de vraag of aan [naam eiseres] een voorschot op schadevergoeding toekomt, zal worden aangehouden. Die vraag komt immers pas aan de orde indien wordt vastgesteld dat Nationale Nederlanden aansprakelijk is, vanwege onrechtmatig handelen door [naam] .

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [naam eiseres] op te bewijzen dat [naam] onvoldoende afstand heeft gehouden tot de door haar bestuurde auto en daardoor tegen haar auto is aangereden,
5.2.
bepaalt dat indien [naam eiseres] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125, voor de rechter mr. S.M. den Hollander;
5.3.
bepaalt dat [naam eiseres] , indien zij getuigen wil laten horen, binnen drie weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
-
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555-
de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden februari 2020 tot en met mei 2020 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat Nationale Nederlanden, indien deze getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
5.5.
bepaalt dat [naam eiseres] , indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, het voornemen hiertoe binnen drie weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank
-
Administratie handel en haven, afdeling roladministratie, kamer E12.55, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10554-
en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat beide partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank
-
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555-
en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019. [1]

Voetnoten

1.3169/2872