In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser ontving sinds 1 april 2014 een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde, terwijl hij aangaf gehuwd te zijn met een Poolse vrouw, die sinds 15 mei 2014 duurzaam gescheiden van hem leeft. De Sociale verzekeringsbank heeft echter op basis van een onderzoek geconcludeerd dat eiser niet duurzaam gescheiden leeft, wat leidde tot een herziening van zijn AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 2015 in Nederland woont en zijn vrouw in Polen, en dat hun contacten voornamelijk gericht zijn op juridische en financiële zaken met betrekking tot een gemeenschappelijke woning in Polen. Eiser heeft verklaard dat hij geen sleutel meer heeft van de woning in Polen en dat hij in Nederland woont. De rechtbank oordeelt dat de aard en frequentie van de contacten tussen eiser en zijn vrouw niet voldoende zijn om te concluderen dat zij niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de conclusie van de Sociale verzekeringsbank niet toereikend was en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser per 1 februari 2019 ongedaan wordt gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het griffierecht van eiser moet vergoeden en de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 1.024,-.