ECLI:NL:RBROT:2019:10362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
ROT 19/2173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen naar norm gehuwde; duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser ontving sinds 1 april 2014 een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde, terwijl hij aangaf gehuwd te zijn met een Poolse vrouw, die sinds 15 mei 2014 duurzaam gescheiden van hem leeft. De Sociale verzekeringsbank heeft echter op basis van een onderzoek geconcludeerd dat eiser niet duurzaam gescheiden leeft, wat leidde tot een herziening van zijn AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 2015 in Nederland woont en zijn vrouw in Polen, en dat hun contacten voornamelijk gericht zijn op juridische en financiële zaken met betrekking tot een gemeenschappelijke woning in Polen. Eiser heeft verklaard dat hij geen sleutel meer heeft van de woning in Polen en dat hij in Nederland woont. De rechtbank oordeelt dat de aard en frequentie van de contacten tussen eiser en zijn vrouw niet voldoende zijn om te concluderen dat zij niet duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de conclusie van de Sociale verzekeringsbank niet toereikend was en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser per 1 februari 2019 ongedaan wordt gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het griffierecht van eiser moet vergoeden en de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 1.024,-.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/2173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. N.J. Brouwer,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder,

gemachtigde: mr. M.F. Sturmans.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het ouderdomspensioen van eiser op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) met ingang van 1 februari 2019 herzien naar de norm van een gehuwde.
Bij besluit van 27 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt vanaf 1 april 2014 een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde. Bij zijn aanvraag heeft eiser gemeld dat hij is gehuwd met [naam echtgenote] ( [naam echtgenote] ) die de Poolse nationaliteit heeft, maar sinds 15 mei 2014 duurzaam gescheiden van haar leeft. [naam echtgenote] woont in Polen. Verweerder is in oktober 2018, zonder aanleiding of signaal, een onderzoek gestart naar de leefsituatie van eiser en [naam echtgenote] . Hiervoor hebben medewerkers van verweerder een huisbezoek afgelegd bij eiser en met hem gesproken. Op basis van dit onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat gelet op de aard en frequentie van de contacten van eiser met [naam echtgenote] , eiser niet duurzaam gescheiden leeft. Verweerder is hierbij uitgegaan van de feiten dat de echtscheidingsprocedure nog niet is gestart, eiser iedere maand zowel telefonisch als per e-mail contact heeft met [naam echtgenote] , enkele keren per jaar zo’n één tot twee weken per jaar in Polen verblijft en dan ook met [naam echtgenote] op familiebezoek gaat. Verder is volgens verweerder van belang dat eiser maandelijks € 1.600,- aan [naam echtgenote] betaalt, hij zich naar buiten toe presenteert als een getrouwd man, [naam echtgenote] in zijn testament is vernoemd, er gezamenlijke bankrekeningen zijn - die niet in gebruik zijn - en eiser nog spullen in Polen heeft staan.
3. Eiser vindt dat hij in zijn situatie voldoet aan de voorwaarden om als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. De aard en de frequentie van de contacten moeten volgens eiser in de context worden gezien. Eiser is in Polen driemaal door [naam echtgenote] uit huis gezet en heeft geen sleutel meer van de woning. In 2015 heeft hij zich daarom definitief in Nederland gevestigd. De gemeenschappelijke woning in Polen, die door verschillende families wordt bewoond, is voor een deel in eigendom van [naam echtgenote] en zal worden verkocht. Na de verkoop zal eiser de maandelijkse bijdrage in levensonderhoud van
€ 1.600,- niet meer betalen. Eiser stelt, onder verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), ECLI:NL:CRVB:2018:612) dat de maandelijkse bijdrage gezien kan worden als alimentatie na verbreking van de samenleving. Er staat nog een aantal persoonlijke bezittingen van eiser in de gemeenschappelijke woning en die haalt eiser dan te zijner tijd weg. Eiser is nog bezig met een lang slepende juridische procedure in Polen over de kosten van onderhoud aan de gemeenschappelijke woning, die tot 2001 mede op zijn naam stond. Eiser heeft de aanzienlijke onderhoudskosten destijds op zich genomen en is al jaren bezig de medebewoner van het pand te bewegen zijn deel van de kosten te betalen. De frequentie van de bezoeken aan Polen is laag en de bezoeken staan steeds in het teken van de procedure in Polen. Eiser heeft, gelet op zijn leeftijd, besloten om af te zien van een formele echtscheidingsprocedure, ook omdat deze volgens Pools recht dient te worden afgewikkeld, waarbij eiser de verwachting heeft dat het op een vechtscheiding zal uitdraaien. Eiser heeft de keuze gemaakt formeel gehuwd te blijven en te proberen in der minne overeenstemming te bereiken.
3.1.
Uitgangspunt is dat als iemand gehuwd is, diegene voor de AOW ook als gehuwd wordt aangemerkt en het pensioen naar die norm wordt uitbetaald. Daarop is een uitzondering mogelijk, namelijk als er sprake is van duurzaam gescheiden leven.
3.2.
In de rechtspraak van de Raad is bepaald dat sprake is van duurzaam gescheiden leven als - kort gezegd - mensen die gehuwd zijn niet meer als gehuwden samenleven, omdat zij dat allebei niet meer willen of omdat één van hen dat niet meer wil. Zij leiden allebei apart hun eigen leven alsof ze niet met elkaar gehuwd zijn en in ieder geval één van hen ziet dat als een blijvende situatie.
3.3
De rechtbank moet beoordelen of verweerder op basis van de onderzoeksresultaten heeft mogen concluderen dat eiser en [naam echtgenote] per 1 februari 2019 niet duurzaam gescheiden leven.
3.4.
De rechtbank oordeelt van niet en vindt daarvoor het volgende van belang.
Eiser heeft tijdens het gesprek op 11 januari 2019 op de vraag of hij nog samen tijd doorbrengt met [naam echtgenote] het volgende verklaard:
“Ja, toelichting: meestal telefonisch. Over de mail en enkele keren ga ik weleens naar Polen. Eens per jaar ben ik daar één tot twee weken daar. Eens per maand heb ik telefonisch of contact via de mail. Zij wil niet naar Nederland komen en andersom niet.
Op de vraag of eiser nog wel eens samen bezoek aflegt of samen bezoek ontvangt antwoordde eiser:
“Ja als ik(lees haar)
één keer in het jaar zie dan ga ik samen met haar naar familie toe”.Tijdens de hoorzitting heeft eiser verklaard dat hij maximaal één keer per jaar naar Polen gaat en dat hij dan maximaal één week bij zijn partner verblijft. Het verslag van de hoorzitting vermeldt dat eiser al ongeveer 10 jaar met de bewoners van het pand, dat op zijn naam stond, in een proces is verwikkeld vanwege kosten voor een reparatie die hij had betaald. Sinds 2015 zijn er voornamelijk zakelijke contacten in Polen met zijn advocaat geweest.
3.5.
Naast deze consistente verklaringen over de aard en frequentie van de contacten in Polen, stelt de rechtbank verder vast dat eiser sinds 2015 in Nederland woont en [naam echtgenote] in Polen is blijven wonen. De contacten zijn met name gericht op de afwikkeling van de kosten van de woning in Polen en op de lopende procedure. De financiële bijdrage van eiser moet dan ook naar het oordeel van de rechtbank in deze specifieke situatie, waarbij eiser verwikkeld is in juridische procedures waaruit hij zich niet kan terugtrekken mede omdat eiser naar Pools recht is getrouwd, op één lijn worden gesteld met alimentatie na de verbreking van de samenleving. De rechtbank acht de situatie in die zin vergelijkbaar met de situaties die aan de orde waren in de uitspraken van de Raad, die onder 3. zijn genoemd. Verder leidt de rechtbank uit de gegevens af dat de financiële bijdrage na de verkoop van de woning wordt stopgezet, dat eiser en [naam echtgenote] niet over de sleutel van elkaar woningen beschikken en dat zij niet in gebruik zijnde gezamenlijke rekeningen hebben, en dat beiden voor een groot deel ieder hun eigen leven leiden en dus duurzaam gescheiden leven.
3.6.
De conclusie van verweerder dat er gelet op de aard en frequentie van de contacten tussen eiser en [naam echtgenote] geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, acht de rechtbank mede gelet op het belastende karakter van het bestreden besluit, niet toereikend. Dat betekent dat verweerder op basis hiervan niet heeft kunnen overgaan tot herziening van het AOW-pensioen van eiser. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet toereikend gemotiveerd. Dat is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank het primaire besluit herroept en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Dat betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser per
1 februari 2019 geheel ongedaan wordt gemaakt.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2019 door mr. A.J. van Spengen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Nieuwstraten, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.