ECLI:NL:RBROT:2019:10228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
10/742043-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media met betrekking tot Gülenaanhangers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van opruiing. De verdachte heeft op zijn Facebookpagina een bericht geplaatst waarin hij oproept tot een overval op een stichting die geassocieerd wordt met de Gülenbeweging, in de context van de ongeregeldheden in Turkije na de couppoging van 15 juli 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opruien tot lokaalvredebreuk door deze tekst te plaatsen, wat heeft bijgedragen aan de onrust binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft geen strafblad voor soortgelijke feiten en heeft later erkend dat het plaatsen van het bericht dom was. De rechtbank heeft de taakstraf voorwaardelijk opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/742043-18
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de uitlating die de verdachte via Facebook heeft gedaan niet valt te kwalificeren als opruiing, zodat vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling
Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. Opruiien tot enig strafbaar feit zijn twee min of meer van elkaar te onderscheiden delictsbestanddelen, het “opruien” en “enig strafbaar feit”. Onder opruien dient “opwekken tot navolging” te worden verstaan. Het strafbare feit waartoe wordt opgewekt behoeft niet noodzakelijkerwijs in de woorden van de wet te worden aangewezen. Er is ook sprake van opruiing tot een strafbaar feit, als de gedraging waartoe wordt opgewekt min of meer noodzakelijkerwijs
tot het begaan van een strafbaar feit zal leiden. Ook als nog aan een voorwaarde moet worden voldaan, bijvoorbeeld dat de toegang tot een bepaalde ruimte door de gebruikers zal worden ontzegd, kan van opruiing tot een strafbaar feit sprake zijn. De rechtbank zal in haar vonnis wel moeten aanwijzen om welk strafbaar feit het gaat (vergelijk voor het bovenstaande de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad van 3 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1240). Of een tekst opwekt tot een strafbaar feit kan ook afhangen van gebeurtenissen waaraan de tekst refereert. Zo heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1069) overwogen: “Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof vastgesteld dat de poster refereert aan de rellen in de zomer van 2015 in de Schilderswijk te Den Haag (…), waarbij in een volgens de poster “opstand tegen de politie” vernielingen en mishandelingen zijn gepleegd, en dat de poster, die in april 2016 op meerdere plekken in de Schilderswijk was aangeplakt, aanspoort tot herhaling van deze gewelddadige rellen (onder meer met de woorden “keihard in opstand te komen”), waarbij de lezer van de poster wordt geadviseerd anoniem te blijven door het dragen van gezichtsbedekking “bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de staat aan te vallen”. Het hierop gebaseerde oordeel van het Hof dat (…) de tekst van de poster aanspoort tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd”.
Het bericht dat de verdachte op 16 of op 17 juli 2016 heeft geplaatst was in het Turks. De vertaling in het dossier en op de tenlastelegging luidt: “Kom laten we die [naam stichting] overvallen, de vereniging van de Fetoisten, [adres] .”
De stichting [naam stichting] is onder andere gevestigd aan het [adres] te Rotterdam. [naam stichting] wordt geassocieerd met de Gülenbeweging omdat er binnen deze stichting leden zijn die de leer van Gülen aanhangen. De verdachte heeft dit bericht geplaatst tegen de achtergrond van de ongeregeldheden in Turkije in de nacht van 15 op 16 juli 2016, waarna de aanhangers van de Gülenbeweging werden beschuldigd van een poging tot staatsgreep in Turkije. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het Turkse woord dat hij heeft gebruikt niet “overvallen” betekent, maar iets als “onverwacht” of “onaangekondigd” op bezoek gaan. Dit zou volgens de raadsvrouw tot de conclusie leiden dat opruiing niet kan worden bewezen. Echter, gelet op de context van de beschuldigingen van een poging tot staatsgreep aan het adres van Gülenaanhangers en dus leden van [naam stichting] , valt ook een oproep tot een onaangekondigd bezoek aan [naam stichting] niet anders te begrijpen dan het opwekken tot het betreden van het gebouw waar [naam stichting] is gevestigd, desnoods tegen de wil van de rechthebbende. Met het bericht is daarmee opgewekt tot het strafbare feit van lokaalvredebreuk. Dat lokaalvredebreuk mogelijk afhangt van een voorwaarde, namelijk het ontzeggen van de toegang tot de ruimte door de rechthebbende, doet, als gezegd, aan de strafbaarheid van de opruiing niet af.
Conclusie
Het tenlastegelegde is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode 15 juli 2016 tot en met
17 juli2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
in het openbaar bij geschrift tot enig
strafbaar feit heeft opgeruid, immers heeft verdachte in de Turkse taal op Facebook een bericht geplaatst met de tekst:
"Kom laten we die [naam stichting] overvallen, de vereniging van de Fetoisten,
[adres] ", althans een tekst met gelijke aard en strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit opruien
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door, kort na de couppoging in Turkije op 15 juli 2016, op zijn openbare Facebookpagina een tekst te plaatsen, waarin hij oproept tot lokaalvredebreuk bij de stichting [naam stichting] , die geassocieerd wordt met de Gülenbeweging. Juist toen de gemoederen hoog opliepen in Turkije, heeft de verdachte door deze tekst op Facebook te plaatsen extra onrust veroorzaakt binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Veel aanhangers van Gülen binnen deze gemeenschap zijn bang geweest voor represailles vanwege de couppoging waarvan door president Erdogan en zijn aanhangers wordt gesteld dat Gülen hier achter zou zitten. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan die angst en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Daarnaast rekent de rechtbank de verdachte aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het feit dat het plaatsen van een dergelijke tekst anderen kan aanzetten tot het daadwerkelijk plegen van een strafbaar feit.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Straf
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank zal rekening houden met het feit dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat het dom was om het bericht te plaatsen. Hij zag later in dat zijn bericht verkeerd kon worden opgevat, waarna hij het bericht heeft verwijderd.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 18 oktober 2016 verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen het verhoor van de verdachte en de datum van het eindvonnis ligt een periode van drie jaar en twee maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van één jaar en twee maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de op te leggen straf. De taakstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van één jaar. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 131 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode 15 juli 2016 tot en met 13 augustus 2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig
strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft
opgeruid,
immers heeft verdachte (in de Turkse taal) op/via Facebook, in elk geval via
sociale media (een) bericht(en) geplaatst en/of verspreid met de tekst(en):
"Kom laten we die [naam stichting] overvallen, de vereniging van de Fetoisten,
[adres] ", althans een tekst met gelijke aard en/of strekking;