Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
“Strafbare meningsuiting?
7. De tekst van de poster die zich in het dossier bevindt valt onder de bescherming van art. 10 EVRM, terwijl artikel 17 EVRM daaraan niet in de weg staat. Er is met de in de tll genoemde teksten niet tot enig strafbaar feit noch tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opgeruid. De term “openbaar gezag” is overigens weinig concreet. De artt. 131 en 132 Sr moeten worden beschouwd als, in het kader van het EVRM toegestane, wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting die in een democratische samenleving noodzakelijk is. Uit de Europese jurisprudentie moet worden afgeleid dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“pressing social need”) waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische (rechts)staat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van de vrijheid van meningsuiting dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen, naast de letterlijke betekenis van de uitlating of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven.
8. Voor zover er al wettig en overtuigend bewijs is ter zake van het aan [verdachte] ten laste gelegd feit, dient de vrijheid van meningsuiting te prevaleren en staat deze in de weg aan een strafrechtelijke veroordeling.
Maatschappelijk debat in de jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM).
Voor het wegen van het belang van de uitlatingen in het maatschappelijk debat dient te worden gekeken naar de jurisprudentie van het Europese Hof over art. 10 van het EVRM, het recht op vrijheid van meningsuiting. Het EHRM lijkt vanaf 2008 weliswaar een nieuwe weg te zijn ingeslagen waarbij het belang van verdraagzaamheid in de samenleving een rechtvaardiging kan zijn om het publieke debat te beperken. Maar het Europese Hof benadrukt ook elke keer uitdrukkelijk het belang van een open en publiek debat waarin uitlatingen mogen beledigen, choqueren en verontrusten. Een belangrijk argument is dat strafrecht ultimum remedium dient te zijn. Het is beter dat groepen zich verweren via het publieke debat dan via het strafrecht. Zie ook voormalig minister van V&J Ivo Opstelten in de brief van 8 maart 2012 die als bijlage aan de pleitnota is gehecht.
Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof dat uitlatingen die bijdragen aan een publiek debat in beginsel niet verboden mogen zijn, vanwege de vrijheid van meningsuiting. Het is toegestaan dat uitlatingen in het publieke debat, naar de terminologie van het EVRM, offend shock or disturb (zie ondermeer EHRM 8 juli 1999, Baskaya, NJ 2001/62, r.o. 61). Het recht op vrije meningsuiting mag uitsluitend worden beperkt indien die beperking noodzakelijk is in een democratisch samenleving. Dit komt er volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof op neer dat de beperking moet zijn ingegeven door een pressing social need, dat deze relevant and sufficient en proportionate to the ligitimate aims persued moet zijn. Het Europese Hof maakt bij de vaststelling of een uiting in het openbaar debat geoorloofd is onderscheid tussen de feitelijke oordelen en waardeoordelen (EHRM 22 oktober 2007, Lindon/Frankrijk, NJ2008/443, r.o. 46). Van waardeoordelen mag niet worden geëist dat ze worden bewezen (EHRM 8 juli 1986, Lingens/Oostenrijk, r.o. 46). Wel moet er een voldoende feitelijke basis zijn voor waardeoordelen. Een feitelijke basis mag niet ontbreken anders is het waardeoordeel excessief (EHRM 11 maart 2003, Lesnik/Slowakije, Reports 2003-IV).
9. Tenlastelegging
“Weg met de politie en de staat, leve de opstand”. - zijn beide teksten die geen opruiing opleveren.
“Dan is de enige optie om keihard in opstand te komen”, evenmin;
“In de zomer van 2015 woedde er een opstand in de Schilderswijk” is niet meer dan een feitelijke vaststelling.
“Laat deze zomer een hete zomer worden” is een wens die velen van ons koesteren. In acties vaak in minder letterlijke betekenis gebruikt: Slogan van de FNV. In eerste aanleg is ook de column van de deken van de Haagse Orde van Advocaten mr D. de Knijff genoemd: “Ik voorspel een hete herfst” waarmee hij advocaten aanspoorde actie te voeren tegen de veel te vergaande plannen van het kabinet om (...) nog meer te bezuinigen op de gefinancierde rechtsbijstand.
“Het is belangrijk om tijdens acties anoniem te blijven om het de politie niet makkelijk te maken” levert evenmin een opruiende tekst op. Het is een advies, een niet ongeoorloofd advies. Het levert geen opruiing op.
“Doe er je voordeel bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de staat te vallen.” Het aanvallen van de politie en de staat? Niet bedoeld is aanvallen in letterlijke, fysieke zin. In een debat iemand aanvallen, een instituut aanvallen, het gezag aanvallen: het betreft hier termen die door actievoerders overdrachtelijk plegen te worden gebezigd. Het betreft geen aansporingen tot geweld of enig ander strafbaar feit tegen individuele personen of groepen.
De teksten op de in het dossier bedoelde poster en de in de tll neergelegde delen daaruit kunnen noch op zichzelf noch in hun context bezien worden gekwalificeerd als opruiing in de zin van art. 131 Sr.
Het recht op vrijheid van meningsuiting is een van de belangrijkste verworvenheden in onze samenleving. Het geeft iedereen in beginsel het recht om in vrijheid uiting te geven aan zijn of haar -al dan niet politieke- opvattingen. Voorop staat dat het debat -ook in de Schilderswijk- op het scherpst van de snede gevoerd moet kunnen worden. Het brengt mee dat door de autoriteiten beperkingen daarop met de grootst mogelijke terughoudendheid moeten worden toegepast.
(…)
10. Het boek “Met emmer en kwast Veertig jaar Nederlandse actieaffiches 1965-2005” van Eric Duivenvoorden toont 750 affiches door de jaren heen van de nieuwe sociale bewegingen en aanverwante groeperingen. Van Provo tot en met de antiglobaliseringsbeweging. Het zijn posters van bewegingen die zich aan de controle van geïnstitutionaliseerde organisaties onttrokken. Vgl. de poster in dit boek met de tekst “Stomp niet af, Stomp terug!”! van de VVDM (Vereniging van Dienstplichtige Militairen). De tekst moet niet letterlijk worden genomen. Of de tekst op een poster tegen de monarchie “Een zwarte dag voor de monarchie. Draag je steentje bij”, met afbeelding van een actievoerder die een baksteen in de hand houdt. De teksten zijn overdrachtelijk bedoeld. Posters en affiches spelen nog steeds een belangrijke rol bij het bereiken van de doelgroep. Het gaat vaak om provocerende en soms ook kwetsende affiches, doelbewust gemaakt om een boodschap bij een groot publiek onder de aandacht te brengen.
Op grond van het voorgaande is van een strafbaar feit gepleegd door [verdachte] op 24 april 2016 geen sprake.
Conclusie 3: Verdachte is in eerste aanleg terecht vrijgesproken. Uw Hof wordt verzocht de uitspraak van de PR, evt. met aanvulling of wijziging van gronden, te bevestigen.”