ECLI:NL:RBROT:2019:10227

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
10/741370-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en bedreiging van aanhangers van de Gülenbeweging door het plaatsen van bedreigende berichten op sociale media

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opruiing en bedreiging van aanhangers van de Gülenbeweging. De verdachte, geboren in Turkije, had op zijn Facebookpagina berichten geplaatst die als opruiend en bedreigend werden beschouwd. De tenlastelegging omvatte het aanzetten tot geweld en het bedreigen van personen die geassocieerd worden met de Gülenbeweging, een beweging die in Turkije als terroristisch wordt bestempeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 juli 2016 tot en met 7 september 2016 in het openbaar berichten heeft geplaatst die opruiend waren en die aanhangers van de Gülenbeweging bedreigden. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur geëist, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels toegewezen, met een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur en een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot geweld en het bedreigen van anderen vanwege hun politieke voorkeur, wat niet past binnen de democratische waarden van de samenleving. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had in Nederland, maar dat zijn handelen heeft bijgedragen aan angst en onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741370-16
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Selçuk, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte niet heeft opgeruid omdat zijn berichten zijn gericht op de Fetö beweging in Turkije en niet op aanhangers van Gülen in Nederland. Verder zijn de berichten te algemeen van aard om van bedreiging te kunnen spreken. Bovendien heeft de verdachte gebruik gemaakt van zijn vrijheid van meningsuiting in een maatschappelijk debat in Turkije over een Turkse politieke kwestie.
4.1.2.
Beoordeling
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij door het plaatsen van een aantal berichten op Facebook heeft opgeruid tot enig strafbaar feit. Onder 2 is hem ten laste gelegd dat hij met een aantal van die berichten ook de Gülen-aanhangers heeft bedreigd als bedoeld in artikel 285 Sr.
Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Opruien tot enig strafbaar feit zijn twee min of meer van elkaar te onderscheiden delictsbestanddelen, het “opruien” en “enig strafbaar feit”. Onder opruien dient “opwekken tot navolging” te worden verstaan. Het strafbare feit waartoe wordt opgewekt behoeft niet noodzakelijkerwijs in de woorden van de wet te worden aangewezen. Er is ook sprake van opruiing tot een strafbaar feit, als de gedraging waartoe wordt opgewekt min of meer noodzakelijkerwijs tot het begaan van een strafbaar feit zal leiden. Ook als nog aan een voorwaarde moet worden voldaan, kan van opruiing tot een strafbaar feit sprake zijn. De rechtbank zal in haar vonnis wel moeten aanwijzen om welk strafbaar feit het gaat (vergelijk voor het bovenstaande de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad van 3 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1240). Of een tekst opwekt tot een strafbaar feit kan ook afhangen van gebeurtenissen waaraan de tekst refereert. Zo heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1069) overwogen: “Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof vastgesteld dat de poster refereert aan de rellen in de zomer van 2015 in de Schilderswijk te Den Haag (…), waarbij in een volgens de poster “opstand tegen de politie” vernielingen en mishandelingen zijn gepleegd, en dat de poster, die in april 2016 op meerdere plekken in de Schilderswijk was aangeplakt, aanspoort tot herhaling van deze gewelddadige rellen (onder meer met de woorden “keihard in opstand te komen”), waarbij de lezer van de poster wordt geadviseerd anoniem te blijven door het dragen van gezichtsbedekking “bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de staat aan te vallen”. Het hierop gebaseerde oordeel van het Hof dat (…) de tekst van de poster aanspoort tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd”.
De berichten die de verdachte worden verweten luiden:
- " Binnenland en buitenland, iedereen van Fetö van terroristische huizen onder de naam van educatieve centra, financiële bronnen en hun aanhangers, iedereen die hun met geld steunt, ik geef hun aan. Ik heb voor mijn eigen naam al 25 mannen aangegeven" en/of
- " Attentie, attentie. Alle leden van de Gülenbeweging binnen en buiten Turkije, onderwijsinstellingen, stichtingen en alle aanhangers van deze terreurorganisatie. De namen van deze leden naar mij sturen, want ik ga ze doorgeven naar Turkije" en/of
- " Mensen uit Nederland en België die zeggen niets met Fetö te maken te hebben, hoerenkinderen. Maak je geen zorgen. Je gegevens zijn al bekend. De Turkse staat heeft een serieus dossier waarin jullie namen staan. Zeg maar niet dat jullie niet van fetö zijn, verraders" en/of
- " Deze dames zijn halal, je mag ze aanraken, maar ook aanranden";
De eerste twee berichten zijn overgenomen uit twee verschillende aangiften, maar zien waarschijnlijk op een en hetzelfde bericht dat volgens de tolk luidt:
“LET OP! LET OP!
Wij geven de instellingen van de FETÖ terreur organisatie in het binnenland en buitenland, aan; (alsmede) de nesten van terreur onder het mom van educatieve instellingen, de financiële bronnen, de aanhangers, zij die slijmen bij hun door hun zogenaamd giften te geven en zij die giften verzamelen.!!! Ik persoonlijk heb 25 zakenmannen aangegeven....”.
Nu deze vertaling niet overeenkomt met de teksten zoals vermeld in de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging en daarnaast niet subsidiair ten laste is gelegd dat de opruiing heeft plaatsgevonden in woorden van gelijke strekking, kunnen de eerste twee gedachtestreepjes niet worden bewezen verklaard, nog daargelaten dat niet op voorhand duidelijk is tot welk strafbaar feit wordt opgewekt.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de beide andere berichten heeft geplaatst. Deze zouden niet zijn gericht op een persoon of groep van personen, en evenmin zijn gericht op Nederland. Gelet evenwel dat het voorlaatste bericht refereert aan aanhangers van Fetö als hoerenkinderen uit onder andere Nederland, wekt het laatste bericht op tot aanranding, zijnde een zedendelict, van de daar bedoelde vrouwen en is ook dit bericht in elk geval mede op Nederland gericht. Het ten laste gelegde feit onder 1 is bewezen.
Wat betreft het ten laste gelegde feit onder 2 blijkt uit het dossier dat in de Turks-Nederlandse gemeenschap, in elk geval in Rotterdam, duidelijk is dat tenminste een belangrijk aantal, ook door de leden van deze gemeenschap te identificeren personen tot de aanhangers en sympathisanten van de Gülenbeweging kunnen worden gerekend. De rechtbank verwerpt het verweer dat de bedreigingen te algemeen van aard zijn. De tenlastelegging is in zoverre bewezen.
Voor zover de raadsvrouw er in algemene bewoordingen op heeft gewezen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn vrijheid van meningsuiting in een maatschappelijk debat in Turkije over een Turkse politieke kwestie, heeft zij hierbij niet aangegeven tot welke conclusie dit dient te leiden. In het licht van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering noopt dit de rechtbank derhalve niet tot een (nadere) overweging.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 16 juli 2016 tot en met
21 augustus2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
in het openbaar bij geschrift entot enig strafbaar feit
heeft opgeruid, immers heeft verdachte in de Turkse taal op Facebook berichten en afbeeldingen geplaatst met de teksten:
- " Mensen uit Nederland en België die zeggen niets met Fetö te maken te
hebben, hoerenkinderen. Maak je geen zorgen. Je gegevens zijn al bekend. De
Turkse staat heeft een serieus dossier waarin jullie namen staan. Zeg maar
niet dat jullie niet van fetö zijn, verraders" en
- " Deze dames , je mag ze aanraken, maar ook aanranden";
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
16 juli 2016 tot en met
21 augustus2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
aanhangers/sympathisanten van [naam] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gerichten met aanranding
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde aanhangers/sympathisanten
dreigend de woorden toegevoegd :
- " Je mag niet met terroristen praten. Je kan niet onderhandelen. Je moet
zonder iets te zeggen gelijk door de kop schieten, dan ga je naar de hemel"
en
- " Dit zijn de vrouwen waar je zomaar aan mag zitten" en
- " Deze dames , je mag ze aanraken, maar ook aanranden" en
- " Jullie bloed zal vloeien. Zoals het leger te zien is op de media, hun keel
zal worden gesneden. Zo zullen jullie keel ook gesneden worden. Jullie bloed
is nu voor ons volk halal" en
- " De mensen die in Nederland en België in de Gülenbeweging zitten,
hoerenkinderen, het is nu over voor jullie" en
- " Vanaf heden moeten van de Gülen-aanhangers het hoofd van de romp gescheiden
worden",
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit opruien, meermalen gepleegd;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van aanhangers van [naam] en aan opruiing door, kort na de couppoging in Turkije op 15 juli 2016, op zijn openbare Facebookpagina teksten te plaatsen, waarin hij in bedreigende bewoordingen oproept tot geweld tegen en aanranding van Gülen-aanhangers. Het bedreigen van een ander vanwege zijn politieke voorkeur past niet binnen onze democratische samenleving. Juist toen de gemoederen hoog opliepen in Turkije, heeft de verdachte door deze teksten op Facebook te plaatsen extra onrust veroorzaakt binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Veel aanhangers van Gülen binnen deze gemeenschap zijn bang geweest voor represailles vanwege de couppoging waarvan door president Erdogan en zijn aanhangers wordt gesteld dat Gülen hier achter zou zitten. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan die angst en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Daarnaast rekent de rechtbank verdachte aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het feit dat het plaatsen van dergelijke teksten anderen kan aanzetten tot het daadwerkelijk plegen van strafbare feiten.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
Straf
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Deze taakstraf is van langere duur dan de straffen die in de andere strafzaken binnen hetzelfde opsporingsonderzoek worden opgelegd vanwege de aard en veelheid van de berichten die de verdachte op Facebook heeft geplaatst.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 7 september 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen de inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar en drie maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van ruim één jaar en drie maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden in de op te leggen straf. De taakstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van één jaar. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 131 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
54 (vierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
27 dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 16 juli 2016 tot en met 7 september 2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding
tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag
heeft opgeruid,
immers heeft verdachte (in de Turkse taal) op/via Facebook en/of Twitter, in
elk geval via sociale media, berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of
verspreid met de tekst(en):
- " Binnenland en buitenland, iedereen van Fetö van terroristische huizen onder
de naam van educatieve centra, financiële bronnen en hun aanhangers, iedereen
die hun met geld steunt, ik geef hun aan. Ik heb voor mijn eigen naam al 25
mannen aangegeven" en/of
- " Attentie, attentie. Alle leden van de Gülenbeweging binnen en buiten
Turkije, onderwijsinstellingen, stichtingen en alle aanhangers van deze
terreurorganisatie. De namen van deze leden naar mij sturen, want ik ga ze
doorgeven naar Turkije" en/of
- " Mensen uit Nederland en België die zeggen niets met Fetö te maken te
hebben, hoerenkinderen. Maak je geen zorgen. Je gegevens zijn al bekend. De
Turkse staat heeft een serieus dossier waarin jullie namen staan. Zeg maar
niet dat jullie niet van fetö zijn, verraders" en/of
- " Deze dames zijn halal, je mag ze aanraken, maar ook aanranden";
2.
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
16 juli 2016 tot en met 7 september 2016
te Rotterdam en/of elders in Nederland
aanhangers/sympathisanten van [naam] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
en/of met aanranding,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde aanhangers/sympathisanten
(telkens) dreigend de woorden toegevoegd :
- " Je mag niet met terroristen praten. Je kan niet onderhandelen. Je moet
zonder iets te zeggen gelijk door de kop schieten, dan ga je naar de hemel"
en/of
- " Dit zijn de vrouwen waar je zomaar aan mag zitten" en/of
- " Deze dames zijn halal, je mag ze aanraken, maar ook aanranden" en/of
- " Jullie bloed zal vloeien. Zoals het leger te zien is op de media, hun keel
zal worden gesneden. Zo zullen jullie keel ook gesneden worden. Jullie bloed
is nu voor ons volk halal" en/of
- " De mensen die in Nederland en België in de Gülenbeweging zitten,
hoerenkinderen, het is nu over voor jullie" en/of
- " Vanaf heden moeten van de Gülen-aanhangers het hoofd van de romp gescheiden
worden",
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;