ECLI:NL:RBROT:2018:9849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
6669947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Gemeente Rotterdam en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De gemeente heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die op 21 december 2017 zijn meewerkend voorman naar de keel heeft gegrepen en deze dichtgeknepen heeft. Dit incident volgde op een reeks eerdere incidenten van grensoverschrijdend gedrag en werkweigering door de werknemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het gedrag van de werknemer onacceptabel was en dat de gemeente in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. De kantonrechter heeft het verzoek van de gemeente om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de primaire grond van ernstig verwijtbaar handelen toegewezen. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 oktober 2018, waarbij is bepaald dat de werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding vanwege zijn ernstig verwijtbare handelen. De kosten van de procedure zijn voor beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6669947 VZ VERZ 18-2841
uitspraak: 31 augustus 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. E. Wies te Den Haag,
tegen
[Naam verweerder],
wonende te Rotterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. G.T. Poot te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘de gemeente (Rotterdam)’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd.

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met producties, ontvangen op 22 februari 2018, de brief met producties van [verweerder] van 16 mei 2018 en van de brieven met producties van de gemeente van 17 en 19 juli 2018.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 31 juli 2018. Namens de gemeente zijn verschenen de heer [medewerker 1] en de heer [medewerker 2] met (namens de gemachtigde van de gemeente) mr. F.W. van Herk. [verweerder] is verschenen, met een tolk (de heer [tolk] ) en met zijn gemachtigde mr. G.T. Poot. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is.
De gemeente en [verweerder] zijn na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld hun geschil in onderling overleg op te lossen. De gemachtigde van [verweerder] laat in zijn brief van 13 augustus 2018 weten dat partijen daar niet in geslaagd zijn.

2.De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verweerder] (geboren op [geboortedatum] ) is sinds [datum] 2012 in dienst bij de gemeente Rotterdam. [verweerder] is inpakker A en verricht verpakkingswerkzaamheden. [verweerder] verricht zijn werkzaamheden op grond van een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening.
2.2
De gemeente Rotterdam schrijft in een brief aan [verweerder] van 30 november 2017, voor zover nu van belang:
Hierbij bericht ik u dat u ingaande 29 november 2017 (…) geschorst bent. Deze schorsing is zonder behoud van het salaris. De reden van de schorsing is dat u werk weigerde op woensdag 29 november 2017. U werd om 09.00 uur op het werk verwacht op afdeling [afdeling] . U bent echter niet op het afgesproken tijdstip verschenen, maar kwam om 09.45 uur op de stafafdeling aan lopen. Wederom kwam u dreigend over op de stafmedewerkers. Wij hebben u tot rust gemaand en hulp aangeboden om uw probleem te bespreken en advies te geven. U weigerde deze hulp. Wederom hebben wij u gevraagd aan het werk te gaan op [afdeling] , maar u weigerde dit weer, toen is u verzocht het pand te verlaten, wat u niet direct deed en om 13.00 uur heeft u dat toch gedaan.
2.3
De gemeente Rotterdam schrijft in een brief aan [verweerder] van 21 december 2017, voor zover nu van belang:
Met ingang van 29 november 2017 bent u geschorst. Dit heb ik u bij brief van 30 november 2017 bevestigd. In deze brief is de reden van uw schorsing aan u uitgelegd. U bent geschorst omdat u (opnieuw) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en u heeft geweigerd om uw werkzaamheden te verrichten. Tijdens uw schorsing is er onderzoek gedaan naar uw grensoverschrijdende gedrag en uw werkweigering op 29 november 2017.
Ik was voornemens de schorsing te beëindigen toen mij het bericht bereikte dat u na 29 november 2017 wederom meermaals grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Uw gedrag is onacceptabel, waardoor de situatie op de werkvloer niet langer meer houdbaar is. U heeft zich schuldig gemaakt aan zodanig laakbare gedragingen, dat ik overweeg om u op staande voet te ontslaan.
(…)
Ondanks dat u meerdere keren duidelijk is gemaakt dat u het pand niet mocht betreden, bent u vandaag nogmaals naar werk gekomen. U bent in de kantine gaan zitten. Uw leidinggevende en de meewerkend voorman, de heer [medewerker 2] , hebben u verteld dat u het pand niet in mag. Zij hebben u verzocht naar buiten te gaan. U heeft daarop aangegeven dat u het recht heeft om het pand te betreden, omdat u daar werkt. Inmiddels waren ook uw HR-adviseur, mevrouw [medewerker 3] en de heer [medewerker 4] , manager operations naar de kantine gekomen. U bent vervolgens drie keer gesommeerd om het pand te verlaten. Daaraan heeft u geen gehoor gegeven. De heer [medewerker 2] heeft vervolgens geprobeerd u naar de dichtstbijzijnde uitgang te begeleiden, waarop u de heer [medewerker 2] heeft aangevallen. De heer [medewerker 2] is rustig gebleven, maar u bleef doorduwen. De heer [medewerker 2] heeft u vervolgens naar de uitgang geduwd. U heeft daarop de heer [medewerker 2] bij zijn keel gegrepen en zijn keel dichtgeknepen. Ook daarna heeft u zich agressief gedragen en bent u dreigend overgekomen. Nadat de politie is gearriveerd, was u inmiddels rustiger geworden en bent u op eerste sommatie van de politie mee naar buiten gegaan.
2.4
[verweerder] heeft het UWV een oordeel gevraagd over de vraag of het door gemeente aan hem aangeboden werk passend is. Het UWV heeft bij brief van 26 januari 2018 medegedeeld van oordeel te zijn dat het werk passend is. De verzekeringsarts schrijft in zijn rapportage van 25 januari 2018, voor zover nu van belang:
Cliënt acht zich niet in staat om de eigen werkzaamheden te doen vanwege het geluid dat de bierblikjes maken. Hij wil op een andere afdeling werken. De bedrijfsarts heeft aangegeven, dat cliënt een beperking heeft ten aanzien van geluidsbelasting, maar dat deze beperking niet continu aanwezig is. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om op het moment dat de beperking aan de orde is, cliënt bijvoorbeeld door oordopjes de geluidsbelasting kan beperken.
Bij recent onderzoek in oktober 2017 werd door cliënt aangegeven, dat hij een rustige werkomgeving nodig heeft. Wanneer het rumoerig is op zijn werk, dan neemt hij alle geluiden als het ware mee naar huis en blijft het druk in zijn hoofd. Gezien dit gegeven is het aannemelijk, dat cliënt last heeft van het geluid van bierblikjes. Ik kan de bedrijfsarts volgen in het advies, dat in dat geval oordopjes de geluidsbelasting voldoende kunnen beperken. Er is geen ooraandoening waardoor cliënt de oordopjes niet zou kunnen dragen.

3.Het geschil

3.1
De gemeente Rotterdam vraagt de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder] te ontbinden, primair op grond van ernstig verwijtbaar handelen, subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, meer subsidiair op grond van wanprestatie, zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder] .
3.2
[verweerder] vraagt om afwijzing van het verzoek van de gemeente.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op waarmee de gemeente en [verweerder] het verzoek en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter kan een arbeidsovereenkomst ontbinden als daar een redelijke grond voor is. Een van de redelijke gronden die de wet noemt is verwijtbaar handelen of nalaten van, in dit geval: [verweerder] , zodanig dat van de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW). De gemeente doet primair een beroep op deze grond.
4.2
Het verzoek van de gemeente is op de door haar aangevoerde primaire grond toewijsbaar. Het incident van 21 december 2017, waarbij [verweerder] zijn meewerkend voorman de heer [medewerker 2] naar de keel gegrepen heeft en deze dichtgeknepen heeft, is op zichzelf al verwijtbaar genoeg om tot het oordeel te komen dat van de gemeente in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Een werkgever kan een aanval van de ene werknemer op de andere werknemer immers niet tolereren. Daar komt in dit geval bij dat het incident plaatsvond aan het einde van een reeks eerdere incidenten, incidenten die betrekking hebben op ander grensoverschrijdend gedrag van [verweerder] én op zijn hardnekkige weigering aan het werk te gaan (oftewel zijn re-integratieverplichtingen na te komen). Voor het geval [verweerder] wil zeggen dat hij niet kón re-integreren en dat hij uit frustratie daarover agressief is geworden, moet gewezen worden op het oordeel van het UWV van 26 januari 2018 (zie 2.4). Het UWV is van oordeel dat het door de gemeente voorgestelde gebruik van oordopjes om de door [verweerder] ervaren geluidsoverlast te beperken een passende maatregel is en [verweerder] toont geen stukken waaruit blijkt dat het UWV het bij het verkeerde eind heeft.
4.3
Het verzoek van de gemeente is dus toewijsbaar op de primaire grond. De overige door de gemeente aangevoerde gronden hoeven daarom niet besproken te worden.
4.4
Bij de beoordeling of een arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden, moet gekeken worden of er herplaatsingsmogelijkheden zijn. Dit is alleen anders als sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Omdat sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerder] , hoeft eventuele herplaatsing niet besproken te worden. In dit verband merkt de kantonrechter nog op dat hij het standpunt van [verweerder] dat de gemeente onvoldoende rekening houdt met zijn achtergrond (waarmee hij doelt op zijn indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening) niet deelt. Uit het dossier kan namelijk opgemaakt worden dat de gemeente Rotterdam met [verweerder] meer dan voldoende geduld heeft gehad.
4.5
De gemeente Rotterdam vraagt niet om onmiddellijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst wordt daarom conform de hoofdregel van artikel 7:671b lid 8 aanhef en onder a BW ontbonden per 1 oktober 2018.
4.6
[verweerder] heeft in beginsel recht op een transitievergoeding, tenzij het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] . Daarvan is sprake. Het naar de keel vliegen van een collega en die keel dichtknijpen, is immers niet slechts verwijtbaar, maar ook
ernstigverwijtbaar. [verweerder] brengt niets naar voren om daar in dit geval anders over te oordelen.
4.7
De kantonrechter ziet aanleiding te bepalen dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en [verweerder] per 1 oktober 2018;
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terecht-zitting.
686