ECLI:NL:RBROT:2018:9636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
7012200 CV EXPL 18-25666
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur en schadevergoeding in het kader van juridische bijstand bij effectenleaseovereenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap die juridische bijstand verleent aan afnemers van effectenleaseovereenkomsten, betaling van een factuur van € 3.052,40 van de gedaagde, die een effectenleaseovereenkomst heeft afgesloten met Dexia. De eiseres stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zonder haar medeweten een schikking met Dexia te treffen, en vordert daarnaast schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat deze is verjaard op grond van artikel 3:307 BW. De rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn is verlengd omdat de gedaagde opzettelijk de vordering heeft verborgen gehouden. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 16 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7012200 CV EXPL 18-25666
uitspraak: 16 november 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. Butt,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: DAS Ned.Rechtsbijstand Verz.mij N.V..
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [naam eiseres] ’ en ‘ [naam gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 juni 2018, met producties;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 9 juli 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
de stukken ten behoeve van de comparitie van partijen van de zijde van [naam eiseres] ;
de stukken ten behoeve van de comparitie van partijen van de zijde van [naam gedaagde] ;
het proces-verbaal van de op 3 oktober 2018 gehouden comparitie van partijen.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[naam eiseres] verleent juridische bijstand aan afnemers van effectenleaseovereenkomsten van Dexia Nederland B.V. (hierna: ‘Dexia’) en haar rechtsvoorgangers. [naam gedaagde] heeft een effectenleaseovereenkomst afgenomen.
2.2
De door [naam eiseres] en [naam gedaagde] getekende offerte vermeldt het volgende:
“Onderstaande bedragen en percentages zijn ook verschuldigd als met Dexia een schikking wordt getroffen. Voor een schikking is altijd uw toestemming nodig.
(…)
Formule 2
Naast de onderzoekskosten van € 125,- dient u een bedrag van € 196,- aan griffierechten te betalen. Dit bedrag wordt door de rechtbank in rekening gebracht. U betaalt dus in totaal het bedrag van € 321,-.
De procedure zelf voeren wij voor u op basis van no cure no pay. Dit betekent dat [naam eiseres] u geen kosten in rekening brengt, maar slechts de volgende percentages van het resultaat:
-
30% over de eerste € 10.000,-
-
20% over het meerdere tot € 20.000,-
-
10% over het meerdere tot € 30.000,-
-
5% over het meerdere vanaf € 30.000,-
Onder ‘resultaat’ wordt verstaan het bedrag dat wij meer voor u binnenhalen dan de Duisenberg-regeling. Als wij geen resultaat voor u boeken, betaalt u ons dus verder niets.”
2.3
Op 11 juni 2008 heeft [naam gedaagde] zelf met Dexia een schikking getroffen.
2.4
Op 11 juli 2014 heeft [naam eiseres] aan [naam gedaagde] een factuur gestuurd van € 3.052,40. [naam gedaagde] heeft die factuur onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1
[naam eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 3.052,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2014, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat [naam gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam eiseres] en [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] aan schadevergoeding een bedrag van € 3.052,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2008, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
primair en subsidiair:
[naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 430,24 aan buitengerechtelijke kosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, althans deze kosten in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de datum van deze dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten van het geding, alsmede in de nakosten.
3.2
[naam eiseres] vordert nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de met [naam gedaagde] gesloten overeenkomst.

4.Het verweer

4.1
[naam gedaagde] heeft verweer gevoerd. [naam gedaagde] heeft gesteld dat de primaire vordering van [naam eiseres] is verjaard op grond van artikel 3:307 BW. [naam gedaagde] betwist dat sprake is van voordeel, zodat [naam gedaagde] niets aan [naam eiseres] verschuldigd is. [naam gedaagde] betwist verder dat het treffen van een schikking met Dexia is toe te rekenen aan de juridische bijstand van [naam eiseres] en hij betwist meer te hebben ontvangen dan de Duisenberg-regeling hem geboden zou hebben.
4.2
[naam gedaagde] heeft ten aanzien van de subsidiaire vordering van [naam eiseres] betwist dat hij bewust zonder [naam eiseres] daarbij te betrekken een schikking met Dexia is aangegaan. [naam gedaagde] was zich er niet van bewust dat [naam eiseres] hem hiervoor een factuur kon sturen. [naam gedaagde] betwist de door [naam eiseres] getelde geleden (hoogte) van de schade. Als gevolg van verjaring is enige vordering van [naam eiseres] niet opeisbaar.

5.De beoordeling

5.1
[naam eiseres] heeft gesteld dat zij een overeenkomst heeft gesloten met [naam gedaagde] die inhield dat [naam eiseres] [naam gedaagde] als juridisch dienstverlener zou bijstaan in zijn geschil met Dexia , waarbij betaling door [naam gedaagde] afhankelijk is gesteld van het behaalde resultaat. [naam gedaagde] is bij het behalen van resultaat ten opzichte van de Duisenberg-regeling een vergoeding voor de juridische bijstand verschuldigd aan [naam eiseres] . Dat betekent dat [naam gedaagde] een percentage over het behaalde resultaat ten opzichte van de Duisenberg-regeling aan [naam eiseres] dient te betalen. Dit percentage is verschuldigd indien het geschil tussen Dexia en [naam gedaagde] is beslecht door middel van een procedure of als met Dexia een schikking is getroffen, aldus steeds [naam eiseres] .
5.2
[naam gedaagde] heeft aangevoerd dat in de met [naam eiseres] gesloten overeenkomst staat dat kosten in rekening worden gebracht over het resultaat, waaronder wordt verstaan het bedrag dat [naam eiseres] meer binnenhaalt dan de Duisenberg-regeling. Volgens [naam gedaagde] moet een en ander zo worden uitgelegd dat zij slechts een vergoeding verschuldigd is indien het behaalde resultaat het resultaat is van de werkzaamheden van [naam eiseres] . Dat is hier niet het geval, aldus [naam gedaagde] .
5.3
Partijen zijn het, gelet op het vorenstaande, niet eens over wat zij precies zijn overeengekomen. Wat partijen zijn overeengekomen dient te worden beoordeeld aan de hand van wat partijen over en weer redelijkerwijs op grond van elkaars verklaringen en gedragingen van elkaar mochten verwachten.
5.4
In de tekst van de offerte kan steun worden gevonden voor beide standpunten. Voor het standpunt van [naam gedaagde] pleit de zinsnede: “Onder ‘resultaat’ wordt verstaan het bedrag dat
wij meer voor u binnenhalendan de Duisenberg-regeling.
Als wij geen resultaat voor u boeken, betaalt u ons dus verder niets.” Voor het standpunt van [naam eiseres] pleit echter de zinsnede: “Onderstaande bedragen en percentages zijn
ook verschuldigd als met Dexia een schikking wordt getroffen.”
5.5
[naam eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij diverse werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [naam gedaagde] . [naam gedaagde] heeft niet aangevoerd dat hij zelf heeft onderhandeld met Dexia . Daarom moet worden aangenomen dat het door Dexia gedane aanbod mede een gevolg is van de werkzaamheden die [naam eiseres] heeft verricht ten behoeve van [naam gedaagde] . Het enkele feit dat [naam eiseres] bij het aangaan van de schikking niet betrokken was, betekent niet dat [naam gedaagde] geen vergoeding aan [naam eiseres] verschuldigd is. [naam gedaagde] diende er bij het sluiten van de overeenkomst immers rekening mee te houden dat [naam eiseres] bij het behalen van resultaat voor haar werkzaamheden aanspraak zou maken op een vergoeding. Dat zou slechts anders zijn indien het behaalde resultaat in het geheel geen verband hield met de door [naam eiseres] verrichtte werkzaamheden, maar dat is hier niet het geval.
5.6
[naam gedaagde] heeft verder betwist dat de schikking die hij met Dexia heeft getroffen meer heeft opgeleverd dan hij zou hebben gekregen op basis van de Duisenberg-regeling. [naam eiseres] heeft ter comparitie van partijen gesteld dat [naam gedaagde] op grond van de Duisenberg-regeling 2/3e van de restschuld vergoed zou krijgen. [naam gedaagde] is met Dexia overeengekomen dat hij de inleg vergoed krijgt en dat de restschuld wordt kwijtgescholden. Deze schikking houdt derhalve een voordeel in ten opzichte van de Duisenberg-regeling, aldus [naam eiseres] . Dit is door [naam gedaagde] niet meer betwist, zodat vast is komen te staan dat de schikking die [naam gedaagde] met Dexia heeft getroffen meer oplevert dan wat hij op grond van de Duisenberg-regeling zou hebben ontvangen. [naam gedaagde] is daarom in beginsel een vergoeding aan [naam eiseres] verschuldigd.
5.7
[naam gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat de vordering van [naam eiseres] is verjaard op grond van artikel 3:307 BW. Volgens [naam gedaagde] is de verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen op 11 juni 2008. De factuur van [naam eiseres] van 11 juli 2014 dateert van meer dan zes jaar later, zodat de vordering van [naam eiseres] is verjaard.
5.8
Op grond van artikel 3:307 BW geldt voor geldvorderingen een verjaringstermijn van vijf jaar vanaf de dag nadat de vordering opeisbaar is geworden. Binnen die termijn moet de dagvaarding zijn uitgebracht of de verjaring zijn gestuit door een handeling van [naam eiseres] waaruit ondubbelzinnig blijkt dat zij haar rechten niet wenst prijs te geven.
5.9
[naam eiseres] heeft gesteld dat de verjaringstermijn is verlengd op grond van artikel 3:321 lid 1 sub f BW, omdat [naam gedaagde] opzettelijk de vordering of de opeisbaarheid ervan voor [naam eiseres] verborgen heeft gehouden. [naam gedaagde] heeft met Dexia een schikking getroffen zonder dit aan [naam eiseres] te melden. [naam gedaagde] was ervan op de hoogte dat [naam eiseres] is doorgegaan met het behartigen van de belangen van [naam gedaagde] . Ook tijdens diverse telefonische contacten heeft [naam gedaagde] niets gezegd over de met Dexia getroffen schikking. [naam gedaagde] heeft de schikking met Dexia dan ook opzettelijk verborgen gehouden voor [naam eiseres] in de zin van artikel 3:321 lid 1 sub f BW, zodat de verjaringstermijn is verlengd. De vordering van [naam eiseres] is dan ook niet verjaard, aldus steeds [naam eiseres] .
5.1
[naam gedaagde] heeft dit betwist en daartoe aangevoerd dat hij ervan uitging dat [naam eiseres] op de hoogte zou zijn van de met Dexia getroffen schikking.
5.11
Op grond van artikel 3:321 lid 1 sub f BW bestaat een grond voor verlenging van de verjaring tussen de schuldeiser en zijn schuldenaar die opzettelijk het bestaan van de schuld of de opeisbaarheid daarvan verborgen houdt. Onder het opzettelijk verborgen houden van de schuld is te verstaan het opzettelijk verborgen houden van de (rechts)feiten die de grond vormen voor het bestaan van de vordering, maar niet een weigering de vordering te erkennen of te betalen (HR 1 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7347). Wordt door de schuldeiser later het verborgen houden ontdekt, dan kan hem geen voltooide verjaring worden tegengeworpen.
5.12
Vast staat dat [naam gedaagde] [naam eiseres] niet heeft ingelicht over de door hem met Dexia getroffen schikking. [naam gedaagde] is met [naam eiseres] overeengekomen dat ook indien een schikking met Dexia zou worden getroffen, hij een percentage van het resultaat aan [naam eiseres] verschuldigd was. Het had dan ook op de weg van [naam gedaagde] gelegen om [naam eiseres] van de met Dexia getroffen schikking op de hoogte te brengen. Nu [naam gedaagde] dit heeft nagelaten en [naam eiseres] pas op 6 maart 2014 op de hoogte is geraakt van haar vordering op [naam gedaagde] , kan [naam eiseres] geen voltooide verjaring worden tegengeworpen. De vordering van [naam eiseres] op [naam gedaagde] is dan ook niet verjaard.
5.13
Nu de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom verder niet is weersproken, zal de vordering in zoverre worden toegewezen.
5.14
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna vermeld, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
5.15
[naam eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten voor dagvaarding dan wel voor de ingebrekestelling door [naam eiseres] zijn betaald aan de gemachtigde.
5.16
[naam gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [naam gedaagde] aan [naam eiseres] te betalen een bedrag van € 3.482,64, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.052,40 vanaf 27 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam eiseres] vastgesteld op:
- € 476,00 aan griffierecht;
- € 84,21 aan dagvaardingskosten;
- € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [naam gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
- € 75,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
26975