ECLI:NL:HR:2002:AE7347
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring van vordering tot betaling van overwerktoeslag
In deze zaak heeft eiser, die op basis van een afroepcontract bij verweerster in dienst was, verweerster gedagvaard voor de Kantonrechter te Lelystad. Eiser vorderde een bedrag van ƒ 6.495,45 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, ter zake van overwerktoeslagen die hij meende te hebben opgebouwd in de periode van 27 juli 1993 tot en met 9 december 1994. De Kantonrechter heeft in zijn vonnis van 3 november 1999 de vordering van eiser gedeeltelijk toegewezen, maar het meer of anders gevorderde afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Zwolle, die op 27 september 2000 het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld, waarbij de verjaring van de vordering centraal stond. Verweerster had zich in de eerdere procedures beroepen op verjaring, en de Kantonrechter had dit beroep gegrond bevonden voor een deel van de vordering. Eiser stelde dat de verjaring was gestuit, omdat verweerster hem onterecht had meegedeeld dat hij geen recht had op de overwerktoeslag. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het opzettelijk doen van onjuiste mededelingen door verweerster niet kan worden aangemerkt als het opzettelijk verzwijgen van een schuld in de zin van de wet.
De Hoge Raad verwierp het beroep van eiser en oordeelde dat de klachten van eiser niet konden leiden tot cassatie. De kosten van het geding in cassatie werden voor rekening van eiser gesteld, tot op dat moment begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 1 november 2002.