ECLI:NL:RBROT:2018:9485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
7131031 VV EXPL 18-358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van sociale huurwoning in verband met prostitutie en niet hoofdverblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonstad en een gedaagde huurder. De zaak betreft de ontruiming van een sociale huurwoning in Rotterdam, waarbij Woonstad vorderde dat de gedaagde de woning moest ontruimen vanwege illegale prostitutie en het niet hebben van hoofdverblijf in de woning. De gedaagde huurde de woning van Woonstad, maar de gemeente had hem een bestuurlijke boete opgelegd omdat hij de woning had onttrokken aan de bestemming tot woonruimte. Woonstad stelde dat de gedaagde de woning zonder toestemming aan derden had verhuurd en dat er sprake was van overlast door prostitutie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was voor de ontruiming en dat de gedaagde niet zijn hoofdverblijf in de woning had. De rechter oordeelde dat de huurovereenkomst waarschijnlijk ontbonden zou worden in een bodemprocedure en veroordeelde de gedaagde om de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Woonstad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7131031 / VV EXPL 18-358
uitspraak: 11 oktober 2018
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting Stichting Woonstad,
gevestigd te Rotterdam ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 augustus 2018,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[naam gedaagde] ,
wonende te Rotterdam ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.F. Cheung.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ Woonstad ’ respectievelijk ‘ [naam gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord.
De mondelinge behandeling heeft aanvankelijk plaatsgevonden op 19 september 2018. Op die dag is de opgeroepen tolk ten behoeve van [naam gedaagde] niet verschenen. Om die reden heeft de kantonrechter de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 2 oktober 2018. Ter zitting zijn aanwezig geweest mevr. [naam 1] namens Woonstad , bijgestaan door de gemachtigde en [naam gedaagde] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde en bijgestaan door dhr. A.M.R. Zeevaarder, tolk in de Engelse taal.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[naam gedaagde] huurt van Woonstad de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Woonstad van toepassing.
2.2
De gemeente Rotterdam heeft [naam gedaagde] een bestuurlijk boete opgelegd vanwege de woonruimte in het gehuurde te onttrekken aan de bestemming tot woonruimte ten behoeve van illegale prostitutie.
2.3
In opdracht van Woonstad heeft Adviesburo Veerkracht (hierna: Veerkracht) een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie op het adres [adres] . Op 8 juli 2018 heeft een medewerker van dit bedrijf bij het gehuurde aangebeld. In de woning waren op dat moment drie personen aanwezig. Volgens het rapport van Veerkracht betrof één van de aanwezige personen mevrouw [naam 2] , afkomstig uit Roemenië. Als haar verklaring is in het rapport opgenomen, voor zover van belang:
‘(…) Ik logeer hier sinds 1 maand. [naam 3] is mijn vriend maar is hier niet. Op dit moment zijn er nog 2 andere mensen in de woning een man en een vrouw. Dit is visite.(…) De andere jongedame is [naam 4] (…) en zij is hier sinds enkele dagen en ze blijft nog een paar dagen. (…) [naam 3] zit bij zijn vrouw en kinderen. Waar dat is weet ik niet. Hij heeft geen persoonlijke spullen hier.’

3.Het geschil

3.1
Woonstad heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning aan de [adres] alsmede tot het betalen van een bedrag van € 1.651,65 te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
Aan de vordering heeft Woonstad – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat [naam gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst en de geldende algemene voorwaarden door de woning niet als zijn hoofdverblijf te gebruiken en de woning zonder toestemming van Woonstad aan derden te verhuren/ in gebruik te geven en toe te staan dat de woning werd gebruikt als bordeel. Gelet op deze tekortkomingen is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd en dient [naam gedaagde] daarop vooruitlopend het gehuurde te ontruimen.
3.3
Om de tekortkomingen en aldus de aard en omvang van de vordering te kunnen vaststellen, heeft Woonstad kosten gemaakt die op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW voor rekening van [naam gedaagde] dienen te komen, aldus Woonstad .
3.4
Op het verweer van [naam gedaagde] zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voldoende is gebleken dat Woonstad ten aanzien van haar vordering tot ontruiming van de woning een spoedeisend belang heeft. De vordering tot het betalen van de onderzoekskosten van bureau Veerkracht zal evenwel, bij gebrek aan spoedeisend belang, worden afgewezen.
4.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Woonstad in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.3
Volgens Woonstad dient [naam gedaagde] de woning te ontruimen wegens diverse tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. Vastgesteld kan worden dat [naam gedaagde] niet heeft bestreden dat de woning gedurende een periode is gebruikt als locatie waar vrouwen zich hebben geprostitueerd. Ook de in dat verband gemelde overlast door omwonende heeft [naam gedaagde] niet bestreden. Dat [naam gedaagde] wél ontkent rechtstreeks betrokken te zijn geweest bij de prostitutie doet niet af aan het gegeven dat hij verantwoordelijk is voor degenen die hij toegang verleent tot zijn woning.
4.4
Het is daarnaast in deze procedure aannemelijk geworden dat [naam gedaagde] , ondanks de betwisting op dit punt, niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Woonstad heeft in de eerste plaats gewezen op de verklaringen van de in het gehuurde aanwezige vrouwen in het rapport van bureau Veerkracht, alsmede de verklaringen van buurtbewoners. [naam gedaagde] heeft verder geen plausibele verklaring kunnen geven voor de omstandigheid dat hij niets zou hebben gemerkt dat meerdere vrouwen zonder zijn toestemming gedurende een langere tijd in zijn woning hebben verbleven, of van de overlast die zou hebben plaatsgevonden. Ook had [naam gedaagde] relatief eenvoudig foto’s kunnen overleggen van de persoonlijke spullen die volgens hem wel degelijk in het gehuurde aanwezig zijn, maar ook dat heeft hij niet gedaan.
4.5
Het is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure op grond van de onder 3.3 en 3.4 genoemde tekortkomingen ontbonden zal worden. Dat bij ontruiming een noodtoestand zal ontstaan voor [naam gedaagde] , heeft [naam gedaagde] gesteld, maar in het geheel niet onderbouwd. Hierbij wordt in overweging genomen dat [naam gedaagde] heeft erkend dat hij dagelijks vrijwel de hele dag doorbrengt in de woning van de moeder van zijn kinderen. [naam gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen.
4.6
[naam gedaagde] zal, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Woonstad . Aangezien de vordering tot vergoeding van de onderzoekskosten van bureau Veerkracht wordt afgewezen, zal [naam gedaagde] worden veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht dat Woonstad had moeten voldoen indien zijn enkel de vordering tot ontruiming hadden ingesteld, zijnde € 119,-.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
  • veroordeelt [naam gedaagde] om de woning aan de [adres] te Rotterdam binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad te beschikking te stellen;
  • veroordeelt [naam gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 99,91 aan explootkosten, € 119,- aan griffierecht en € 400,- aan salaris gemachtigde;
  • verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31945