In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met een minderjarige. De vrouw, verzoekster, wenste met haar minderjarige kind naar Ede te verhuizen, terwijl de man, verweerder, hiertegen verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgregeling, die pas recentelijk is uitgevoerd, kwetsbaar is en dat de verhuizing de belangen van de minderjarige en de rechten van de man te zeer zou schaden. De vrouw heeft een relatie met een nieuwe partner in Ede en voelt de noodzaak om te verhuizen, maar de rechtbank oordeelt dat de risico's voor de zorgregeling en de communicatie tussen de ouders zwaarder wegen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en benadrukt dat de huidige zorgregeling moet worden voortgezet en dat partijen zich moeten richten op het verbeteren van hun onderlinge afspraken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.