ECLI:NL:RBROT:2018:9408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
561319 / HA RK 18-1279
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 26 oktober 2018 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.A.F. van Ginneken, de behandelend rechter in een eerdere procedure. Het verzoek werd buiten behandeling gelaten wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien verzoeker op 13 september 2018 op de hoogte was gesteld dat mr. Van Ginneken de behandelend rechter zou zijn. De rechter had op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een andere zaak waarbij verzoeker betrokken was, en het wrakingsverzoek werd pas op 26 oktober 2018 ingediend. De wrakingskamer benadrukte dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek kort dient te zijn en dat verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op de bekendmaking van de feiten die tot het verzoek leidden. De wrakingskamer heeft ook aangegeven dat de wet niet toestaat dat een gewraakte rechter verplicht wordt om op de zitting van de wrakingskamer aanwezig te zijn. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer en het verzoek tot wraking van mr. C.A.F. van Ginneken afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 561319 HA RK 18-1279
Beslissing van 15 november 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. C.A.F. van Ginneken, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Op 26 oktober 2018 heeft in de verzetprocedure met zaaknummer ROT 18 / 2350 een zitting plaatsgevonden naar aanleiding van het door verzoeker op 21 augustus 2018 ingediende verzetschrift. Bij aanvang van de zitting heeft verzoeker een wrakingsverzoek aan de rechter overhandigd.
1.2
Het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure is ter beschikking van de wrakingskamer gesteld.
1.3
Verzoeker en de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld, te weten 14 november 2018, en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 5 november 2018.
Zij heeft daarbij aangegeven dat zij niet in de gelegenheid is de mondelinge behandeling bij te wonen wegens andere verplichtingen.
Verzoeker heeft op 6 november 2018 telefonisch contact opgenomen met de griffier van de wrakingskamer. Verzoeker heeft toen medegedeeld dat hij het er niet mee eens is dat de rechter niet naar de zitting van de wrakingskamer komt. Verzoeker heeft voorts de wrakingskamer verzocht de rechter te verplichten naar de wrakingszitting te komen, zodat hij haar zelf vragen kan stellen.
Bij brief van 7 november 2018 heeft de griffier van de wrakingskamer aan verzoeker medegedeeld dat de wrakingskamer heeft beslist dat aan zijn verzoek geen gehoor kan worden gegeven, omdat de wet niet de mogelijkheid kent de rechter te verplichten op de wrakingszitting te verschijnen.
1.7
Ter zitting van de wrakingskamer van 14 november 2018 is verzoeker verschenen. Verzoeker heeft bij aanvang van de zitting een wrakingsverzoek (met één productie) aan de wrakingskamer overhandigd.
2. Beoordeling van het wrakingsverzoek, gericht tegen de leden van de wrakingskamer
2.1
Aan het begin van de zitting is een wrakingsverzoek tegen de rechters van de wrakingskamer aan hen overhandigd en - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Verzoeker heeft in een eerder stadium al gevraagd om de aanwezigheid van mr. Van Ginneken ter zitting van de wrakingskamer en desondanks is zij niet verschenen en - zo begrijpt de wrakingskamer de onderbouwing van verzoeker - de wrakingskamer heeft
de rechter ten onrechte ook niet verplicht om ter zitting aanwezig te zijn. Omdat verzoeker de rechter verwijt dat zij corrupt is, moet zij zich verantwoorden en dus aanwezig zijn.
2.2
De wrakingskamer heeft de zitting onderbroken en zich teruggetrokken voor beraad.
Na hervatting van de zitting heeft de wrakingskamer verzoeker medegedeeld dat een wrakingskamer onder bepaalde omstandigheden een verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling kan laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld. In dit verband heeft de wrakingskamer verzoeker gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770).
In deze zaak geldt dat de wrakingskamer verzoeker bij monde van haar griffier al op voorhand heeft laten weten dat de wet niet de mogelijkheid kent een gewraakte rechter te verplichten te verschijnen op de zitting van de wrakingskamer. Dit is een inhoudelijke beslissing en het instrument van wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel daartegen. Daarom is het wrakingsverzoek dat ter zitting is gedaan kennelijk niet ontvankelijk, en laat de wrakingskamer dit verzoek, gelet op genoemde uitspraak van de Hoge Raad, buiten behandeling.

3.Het verzoek jegens de rechter en de reactie daarop

3.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek jegens de rechter heeft verzoeker
- samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het wrakingsverzoek is enerzijds gegrond op het feit dat de rechter in een eerdere procedure het verzet van verzoeker ongegrond heeft verklaard en dat zij daarom niet in de volgende verzetprocedure als behandelend rechter kan optreden. Verzoeker heeft anderzijds als wrakingsgrond aangevoerd dat de rechter (indirect) corrupt is. De rechtbank en het UWV zijn in Rotterdam immers buren van elkaar, zij zijn beide overheidsinstanties en kunnen zo bij elkaar binnen lopen.
3.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter stelt in de eerste plaats dat verzoeker één of enkele dagen na 13 september 2018 op de hoogte was van de omstandigheid dat zij de zaak zou gaan behandelen en het wrakingsverzoek pas ruim een maand later heeft ingediend. Het verzoek is derhalve tardief ingediend.
De rechter heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Het te behandelen verzet betreft een andere verzetprocedure dan de eerdere verzetprocedure die geëindigd is bij uitspraak van 2 oktober 2018. Dat de rechter eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak waarbij verzoeker betrokken was, is onvoldoende om partijdigheid aan te nemen. Door verzoeker zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit zou volgen dat de rechter niet onpartijdig dan wel onafhankelijk zou zijn in de onderhavige verzetprocedure.

4.Beoordeling van het wrakingsverzoek gericht tegen de rechter

4.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan de verzoeker bekend waren geworden zoals artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht vereist.
4.2
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
Bij brief van 13 september 2018 is verzoeker medegedeeld dat mr. Van Ginneken de behandelend rechter zou zijn. Op 2 oktober 2018 heeft mr. Van Ginneken uitspraak gedaan in een ander geding waarbij verzoeker partij is. Eerst op 26 oktober 2018 is het wrakingsverzoek gedaan. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker als reden voor dit tijdsverloop aangegeven dat hij verschillende rechterlijke procedures heeft lopen, dat het moeite kost om in alle procedures alles goed bij te houden en dat het hem niet meteen duidelijk was dat de rechter die de uitspraak op 2 oktober 2018 had gedaan, ook op
26 oktober 2018 de rechter zou zijn. Nog daargelaten dat dit een omstandigheid is die voor rekening en risico van verzoeker komt, geldt dat ook onder die omstandigheid de sinds
2 oktober 2018 verstreken termijn zodanig is, dat dit niet meer valt onder de acceptabele korte tijd voor beraad.
4.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek gericht tegen de rechter.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. C.A.F van Ginneken.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. J.F. Koekebakker en
mr. J. Van den Bos, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2018 in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-