ECLI:NL:RBROT:2018:9376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
C/10/477928 / HA ZA 15-670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke procedure over aansprakelijkheid bij ladingdiefstal en cessie van vorderingen

In deze civielrechtelijke procedure, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eiseressen, gevestigd in verschillende landen, gedaagden aangeklaagd wegens schadevergoeding na de diefstal van een partij notebooks. De eiseressen, waaronder een vennootschap uit Zwitserland en enkele uit Taiwan, hadden in februari 2014 een overeenkomst gesloten voor de verkoop van notebooks aan Franse kopers. De notebooks werden vervoerd van China naar Nederland, maar zijn tijdens het transport verloren gegaan. De eiseressen hielden gedaagde 5 aansprakelijk voor het verlies, omdat deze de container met de notebooks aan een onbevoegde persoon had afgegeven.

De procedure kende verschillende stappen, waaronder incidenten en vorderingen tot zekerheidsstelling. Uiteindelijk hebben de eiseressen hun vorderingen tegen gedaagden 1, 2 en 3 ingetrokken en de zaak tegen gedaagde 5 voortgezet. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen hun vorderingen hadden gecedeerd aan een derde partij, K+N, en dat zij daardoor niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen tegen gedaagde 5. De rechtbank concludeerde dat er geen voor toewijzing vatbare vordering meer voorlag, en wees de vorderingen van eiseressen af. Tevens werden eiseressen veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op € 10.101,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat.

De uitspraak werd gedaan op 31 oktober 2018 door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseressen de kosten onmiddellijk moesten betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/477928 / HA ZA 15-670
Vonnis van 31 oktober 2018
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 1],
gevestigd te Bioggio, Zwitserland,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 2],
gevestigd te Roissy En France, Frankrijk,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 3],
gevestigd te Taipei, Taiwan,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 4],
gevestigd te Taipei, Taiwan,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 5],
gevestigd te Taipei, Taiwan,
eiseressen,
advocaat aanvankelijk mr. R.W.J.M. te Pas, thans mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
[gedaagde 1],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te Veghel,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde 3],
gevestigd te Zhabei District, Shanghai, China,
gedaagde,
niet verschenen,
4. de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde 4] .
gevestigd te East Hong Kong, Hong Kong,
gedaagde,
advocaat M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 5],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 6],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool.

1.De procedure

De procedure is als volgt verlopen.
1.1.
Eiseressen hebben gedaagden bij gelijkluidende exploten van 9 januari 2015 voor deze rechtbank gedagvaard. Bij akte hebben eiseressen hun producties 1, 2 en 4 in het geding gebracht.
1.2.
Gedaagde sub 4 (hierna: [gedaagde 4] ) heeft in incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zou verklaren. Bij vonnis van 20 juli 2016 heeft de rechtbank die vordering afgewezen.
1.3.
Gedaagde sub 6 (hierna: [gedaagde 6] ) heeft een conclusie van antwoord genomen en daarbij zeven producties overgelegd.
1.4.
[gedaagde 4] heeft in incident gevorderd dat eiseressen sub 3, 4 en 5 worden veroordeeld tot zekerheidsstelling voor proceskosten als bedoeld in artikel 224 Rv. Voorts heeft [gedaagde 4] een conclusie van antwoord genomen.
Op de rol van 9 november 2016 is de zaak tegen [gedaagde 4] doorgehaald.
1.5.
Op de rol van 29 maart 2017 is de zaak tegen [gedaagde 6] doorgehaald.
1.6.
Gedaagde sub 5 (hierna: [gedaagde 5] ) heeft in incident gevorderd dat eiseressen sub 3, 4 en 5 worden veroordeeld tot zekerheidsstelling voor proceskosten als bedoeld in artikel 224 Rv. Na een conclusie tot referte van eiseressen 3, 4 en 5 heeft de rechtbank bij vonnis van 19 april 2017 die vordering toegewezen met compensatie van de proceskosten. Na verdere aktewisseling heeft de rechtbank bij vonnis van 4 oktober 2017 verstaan dat eiseressen sub 3, 4 en 5 tijdig aan het vonnis van 19 april 2017 hebben voldaan.
1.7.
Op de rol van 19 april 2017 hebben eiseressen de zaken tegen de gedaagden sub 1, 2 en 3 ingetrokken.
1.8.
[gedaagde 5] heeft een conclusie van antwoord genomen en zeven producties in het geding gebracht.
1.9.
De rechtbank heeft een comparitie van partijen bepaald in de zaak tussen eiseressen en [gedaagde 5] . Vervolgens heeft de rechtbank een zittingsagenda aan deze partijen gestuurd.
Voorafgaande aan en op de comparitie zijn de volgende stukken in het geding gebracht:
  • de brief van de advocaat van eiseressen met een samenvatting van standpunten en de producties 4 tot en met 13;
  • de pleitaantekeningen van de advocaat van [gedaagde 5] .
Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Bij schrijven van 1 augustus 2018 heeft de advocaat van [gedaagde 5] opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt. Bij schrijven van 20 augustus 2018 heeft de advocaat van eiseressen opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt.
1.10.
Ter comparitie is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

2.1.
Eiseressen vorderen samengevat weergegeven – dat de rechtbank (thans nog slechts) [gedaagde 5] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen tot betaling van € 756.601,56 als schadevergoeiding en van US$ 18.680,00 ter zake van kosten van vaststelling van de schade en van aansprakelijkheid, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 12 april 2014, met veroordeling van [gedaagde 5] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover indien de kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis worden betaald.
2.2.
[gedaagde 5] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseressen, althans tot ontzegging van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien de kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis worden betaald.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het procesverloop blijkt dat nog slechts de zaak van eiseressen tegen [gedaagde 5] ter beoordeling resteert.
3.2.
Er is sprake van een internationaal geval, omdat eiseressen in diverse staten gevestigd zijn en [gedaagde 5] in Nederland.
De Nederlandse rechter komt in dit geval rechtsmacht toe omdat [gedaagde 5] , gedaagde, gevestigd is in Nederland.
3.3.
Eiseressen leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag.
3.3.1.
Eiseres sub 1 (hierna: [eiseres 1] ) en eiseres sub 2 (hierna: [eiseres 2] ) hebben in februari 2014 twee partijen van in totaal 3.432 notebooks (hierna: de partij notebooks) aan twee Franse kopers verkocht onder het leveringsbeding CIP voor een koopprijs van in totaal € 756.601,56 excl. BTW. Eiseressen sub 3, 4 en 5 zijn de goederenverzekeraars van de partij notebooks.
3.3.2.
De partij notebooks was afkomstig uit China.
Met een of meer van de gedaagden sub 1, 2 en 3 (hierna tezamen: [gedaagden 1,2 en 3] ) is een overeenkomst van multimodaal vervoer gesloten voor het vervoer van de partij notebooks van China naar Frankrijk.
3.3.3.
De partij notebooks is in een container per schip door [gedaagde 4] van China naar Nederland vervoerd en op 10 april 2014 te Rotterdam gelost op de terminal van [gedaagde 5] . [gedaagden 1,2 en 3] heeft aan VVT Europa B.V. (hierna: VVT) opdracht gegeven tot het wegvervoer van de container met de partij notebooks van de terminal van [gedaagde 5] naar Tiel, in afwachting van doorvervoer naar de bestemmingen in Frankrijk.
3.3.4.
De aflevering van de container met de partij notebooks door [gedaagde 4] aan de geadresseerde of de ontvanger, via (de terminal van) [gedaagde 5] , was geregeld met behulp van een pincode. [gedaagde 4] heeft de pincode aan [gedaagden 1,2 en 3] en aan [gedaagde 5] verstrekt. [gedaagden 1,2 en 3] heeft de pincode aan VVT verstrekt. [gedaagden 1,2 en 3] of VVT heeft de pincode aan [gedaagde 5] opgegeven opdat VVT aflevering van de container met de partij notebooks zou verkrijgen.
Anders dan aldus overeengekomen heeft [gedaagde 5] de container met de partij notebooks niet aan VVT meegegeven, maar aan (een chauffeur van) [gedaagde 6] . Vervolgens is de container met de partij notebooks op het chassis achtergelaten op een industrieterrein in Oostvoorne. De container is op 28 april 2014 leeg teruggevonden. De partij notebooks is verdwenen.
3.4.
Eiseressen houden [gedaagde 5] voor de schade wegens het verlies van de partij aansprakelijk omdat [gedaagde 5] (of een of meer personen voor wie [gedaagde 5] aansprakelijk is) de container met de partij notebooks (op zaterdag 12 april 2014) heeft afgegeven niet aan VVT maar aan (de chauffeur van) [gedaagde 6] , derhalve aan een daartoe niet gerechtigde, en omdat [gedaagde 5] (of de personen voor wie zij aansprakelijk is) geen enkele controle heeft uitgevoerd ter verificatie of (de chauffeur van) [gedaagde 6] gerechtigd was de container met de partij notebooks mee te nemen.
3.5.
Eiseressen hebben in de hierna genoemde akte van 3 maart 2017 een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht zodat Nederlands recht daarop van toepassing is.
3.6.
Eiseressen hebben met [gedaagden 1,2 en 3] een schikking getroffen en bij akte van 3 maart 2017 getiteld ‘
deed of assignment/transfer of rights’(productie 6) haar vorderingen op [gedaagde 5] lopende de procedure gecedeerd aan [gedaagden 1,2 en 3] . Het gaat om een overdracht van de vordering. Dat blijkt uit de bewoordingen in de overwegingen B en C “the assignment/transfer (‘cessie’) of rights” en “This Assignment/Transfer of Rights” en in artikel 2 “The Acer-interests [eiseressen; rechtbank] assign to K+N-interests all their rights against any and all parties, including but not limited to the defendants in” de onderhavige procedure.
Vervolgens hebben eiseressen hun vorderingen tegen K+N ingetrokken.
Die overdracht van rechten heeft tot gevolg dat (geen van) eiseressen nog iets te vorderen heeft van [gedaagde 5] . Het vorderingsrecht is overgegaan op K+N. Er bestaat derhalve geen eigen vordering van (een van) eiseressen meer die de rechtbank zou kunnen toewijzen.
3.7.
Eiseressen stellen zowel in het stuk naar aanleiding van de zittingsagenda als ter comparitie dat K+N hen in de akte van 3 maart 2017 heeft gevolmachtigd om de procedure tegen [gedaagde 5] in eigen naam, maar als vertegenwoordiger van K+N voort te zetten en dat eiseressen thans als vertegenwoordigers van K+N in de procedure optreden.
[gedaagde 5] betoogt dat eiseressen daarmee hun hoedanigheid tijdens de procedure hebben gewijzigd en dat zij daarom niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In artikel 4 van de akte van 3 maart 2017 is bepaald “The Acer-interests authorize the K+N-interests to continue or withdraw the Proceedings [de onderhavige procedure; rechtbank] [..] and make use of the name of Acer-interests in the Proceedings or any proceedings related thereto [..]”.
Gesteld noch gebleken is dat K+N (in artikel 4 van de akte van 3 maart 2017) last aan eiseressen hebben gegeven om in eigen naam het thans bij K+N liggende belang in te vorderen. De rechtbank vermag in artikel 4 van de akte van 3 maart 2017 geen lastgeving lezen van K+N aan eiseressen om de aan K+N overgedragen vorderingen in eigen naam van eiseressen in te vorderen
Met eiseressen aannemende dat in (artikel 4 van) de akte van 3 maart 2017 door K+N volmacht aan eiseressen is verleend om de aan K+N overgedragen vorderingen als vertegenwoordiger in te vorderen, betekent dat een wezenlijke wijziging van de hoedanigheid van eiseressen. Immers, eiseressen hebben [gedaagde 5] bij dagvaarding aangesproken tot vergoeding van haar eigen schade, echter sedert de akte van 3 maart 2017 vorderen zij niet langer vergoeding van haar eigen schade, maar vorderen zij betaling van een vordering van K+N, een derde in de rechtsverhouding tussen eiseressen en [gedaagde 5] .
Dat oordeel wordt niet anders door de omstandigheid dat het om van oorsprong dezelfde vordering gaat, namelijk die tot schadevergoeding wegens gesteld onrechtmatig gedrag van [gedaagde 5] (of personen voor wie [gedaagde 5] aansprakelijk is). De rechtsverhouding tussen K+N en [gedaagde 5] is, immers, een andere dan die tussen eiseressen en [gedaagde 5] . Een wijziging van hoedanigheid van een procespartij komt neer op een verandering in de persoon van de formele procespartij. Dat is hangende de procedure ongeoorloofd (zie HR 14 mei 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB4748 en HR 2 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0919).
3.8.
De conclusie moet zijn dat er geen voor toewijzing vatbare vordering van (een van) de eiseressen meer voorligt, zodat de vorderingen dienen te worden afgewezen.
3.9.
De rechtbank zal eiseressen als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten. De tot deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 5] gevallen kosten zal de rechtbank begroten op € 10.101,00. Dit bedrag bestaat uit:
- € 3.903,00 aan griffierecht,
- € 6.198,00 aan salaris advocaat (2 punten in Liquidatietarief VII ad € 3.099,- per punt).
De veroordeling in de proceskosten omvat een veroordeling in de nakosten.
De proceskostenveroordeling dient, als gevorderd en niet zelfstandig bestreden, te worden vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten.
Zoals gevorderd en niet zelfstandig bestreden, zal de rechtbank de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt eiseressen in de proceskosten;
begroot de tot dit vonnis aan de zijde van [gedaagde 5] gevallen kosten op € 10.10,00; bepaalt dat de proceskostenveroordeling vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
begroot de nakosten op nasalaris van € 157,00 zonder betekening en van 239,00 in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, mr. W.P. Sprenger, en mr. I. Koning en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.
[2517/1573/1928/2950]