In deze civielrechtelijke procedure, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eiseressen, gevestigd in verschillende landen, gedaagden aangeklaagd wegens schadevergoeding na de diefstal van een partij notebooks. De eiseressen, waaronder een vennootschap uit Zwitserland en enkele uit Taiwan, hadden in februari 2014 een overeenkomst gesloten voor de verkoop van notebooks aan Franse kopers. De notebooks werden vervoerd van China naar Nederland, maar zijn tijdens het transport verloren gegaan. De eiseressen hielden gedaagde 5 aansprakelijk voor het verlies, omdat deze de container met de notebooks aan een onbevoegde persoon had afgegeven.
De procedure kende verschillende stappen, waaronder incidenten en vorderingen tot zekerheidsstelling. Uiteindelijk hebben de eiseressen hun vorderingen tegen gedaagden 1, 2 en 3 ingetrokken en de zaak tegen gedaagde 5 voortgezet. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen hun vorderingen hadden gecedeerd aan een derde partij, K+N, en dat zij daardoor niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen tegen gedaagde 5. De rechtbank concludeerde dat er geen voor toewijzing vatbare vordering meer voorlag, en wees de vorderingen van eiseressen af. Tevens werden eiseressen veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op € 10.101,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat.
De uitspraak werd gedaan op 31 oktober 2018 door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseressen de kosten onmiddellijk moesten betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.