In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2018 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die samen ouders zijn van minderjarigen. De vrouw verzocht om toestemming om met de minderjarigen naar Veenendaal te verhuizen, met als argument dat dit zou bijdragen aan rust en stabiliteit voor haar en de kinderen. De man verzette zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreesde het contact met de kinderen te verliezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de problematiek tussen de partijen en de minderjarigen complex is, met een jarenlange strijd en slechte communicatie. De rechtbank oordeelde dat het vergroten van de fysieke afstand tussen de man en de kinderen een contra-indicatie vormt voor de verhuizing, omdat dit het risico op verdere verwijdering zou vergroten. De rechtbank concludeerde dat de noodzaak voor de verhuizing niet voldoende was aangetoond en dat de wens van de vrouw om terug te keren naar haar oude woonplaats niet opwoog tegen de belangen van de minderjarigen. Het verzoek van de vrouw werd afgewezen, evenals de verzoeken van de man met betrekking tot het hoofdverblijf van de minderjarigen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.