Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Wereldhave Nederland B.V.,
[handelsnaam],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 29 december 2017;
- de conclusie van antwoord met producties van 6 maart 2018;
- het tussenvonnis van 6 maart 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief met een aanvullende productie van Wereldhave van 24 september 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 25 september 2018 en de brieven over de inhoud daarvan van [gedaagde] en Wereldhave van respectievelijk 16 oktober 2018 en 17 oktober 2018.
2.De feiten
1 oktober 2017.
3.Het geschil
4.De beoordeling
moettoegewezen worden als Wereldhave aannemelijk maakt dat zij de unit die [gedaagde] momenteel van haar huurt ‘persoonlijk in duurzaam gebruik’ wil nemen en dat zij die unit daarom ‘dringend nodig heeft’ (artikel 7:296 lid 4 BW in verbinding met artikel 7:296 lid 1 aanhef en onder b BW). Om de vordering op deze grond toe te kunnen wijzen, moet aan
allegenoemde voorwaarden worden voldaan.
kantoegewezen worden als een afweging van het belang dat Wereldhave heeft bij beëindiging van de huurovereenkomst tegen het belang dat [gedaagde] heeft bij voortzet-ting daarvan, uitvalt in het voordeel van Wereldhave (artikel 7:296 lid 3 BW).