ECLI:NL:RBROT:2018:8899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
6559221 CV EXPL 18-251
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van rechtspersoon en gevolgen voor vordering en proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Geldmobiel B.V. en een gedaagde partij. Geldmobiel, gevestigd te Utrecht, heeft bij dagvaarding van 19 december 2017 een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in het proces werd vertegenwoordigd door mr. N.S. de Haas, advocaat. De vordering betrof een bedrag van € 23.462,64, vermeerderd met contractuele boeterente en kosten, voortvloeiend uit twee overeenkomsten die op 10 oktober 2016 tot stand zijn gekomen. De eerste overeenkomst betrof een zakelijke geldlening van € 10.000,-, en de tweede een akte van verpanding van een Kia Sportage. De gedaagde heeft de overeenkomsten niet nagekomen, wat leidde tot de vordering van Geldmobiel.

Echter, tijdens de procedure werd vastgesteld dat Geldmobiel op 14 februari 2018 is ontbonden en met ingang van die datum is opgehouden te bestaan, omdat er geen baten meer aanwezig waren. Dit leidde tot de vraag of Geldmobiel nog vorderingsgerechtigd was. De gedaagde heeft aangevoerd dat Geldmobiel niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat zij niet meer bestond. Geldmobiel stelde dat zij haar vorderingen vóór ontbinding had gecedeerd aan twee vennootschappen, maar de kantonrechter oordeelde dat zelfs als deze cessie geldig was, Geldmobiel niet meer vorderingsgerechtigd was, omdat de vordering niet meer tot haar vermogen behoorde.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat Geldmobiel niet voldoende had onderbouwd op welke feiten zij haar vordering baseerde, en heeft de vordering afgewezen. Tevens is Geldmobiel als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, maar omdat zij niet meer bestond, kon deze veroordeling niet ten uitvoer worden gelegd. De gemachtigde van Geldmobiel werd in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om hem in de kosten te veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6559221 \ CV EXPL 18-251
uitspraak: 12 oktober 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Geldmobiel B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 19 december 2017,
gemachtigde: R.J.A. Cohen de Lara, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.S. de Haas, advocaat.
Partijen worden hierna aangeduid als Geldmobiel en [gedaagde].

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidend exploot van dagvaarding d.d. 19 december 2017;
  • de brief van de gemachtigde van Geldmobiel van 2 januari 2018;
  • het antwoord van [gedaagde];
  • het tussenvonnis van 15 januari 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de overgelegde producties.

2.De vaststaande feiten

2.1
In het Handelsregister is geregistreerd dat Geldmobiel is ontbonden en met ingang van 14 februari 2018 is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn. Geldmobiel is per 22 februari 2018 uitgeschreven uit het Handelsregister.

3.Het geschil

De vordering

3.1
Geldmobiel heeft bij dagvaarding gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.462,64, vermeerderd met de contractuele boeterente van 8% per maand over een bedrag van € 10.000,- vanaf 7 december 2017 tot de dag van algehele voldoening en kosten rechtens.
Zij onderbouwt haar vordering – samengevat – als volgt.
3.2
Tussen haar en [gedaagde] zijn op 10 oktober 2016 twee overeenkomsten tot stand gekomen. Een overeenkomst betreft een zakelijke geldlening. Daarbij heeft Geldmobiel een bedrag van € 10.000,- geleend aan [gedaagde]. De tweede overeenkomst betreft een akte van verpanding. Daarbij heeft [gedaagde] aan Geldmobiel een pandrecht verstrekt op een personenauto, te weten een Kia Sportage.
3.3
[gedaagde] is beide overeenkomsten niet correct nagekomen. Hij heeft het geleende bedrag niet binnen de overeengekomen termijn van drie maanden terugbetaald. Geldmobiel vordert daarom thans alsnog betaling van het overeengekomen bedrag. Over dit geleende bedrag is [gedaagde] een rente van 4% verschuldigd. Deze bedraagt thans in totaal € 1.200,-. Geldmobiel vordert ook betaling van deze rente.
3.4
Bovendien vordert Geldmobiel op grond van artikel 4 van de overeenkomst van geldlening een vertragingsrente van 8% per maand. Deze rente is verschuldigd vanwege de niet tijdige aflossing van de lening. De rente bedraagt € 6.203,89.
3.5
[gedaagde] heeft daarnaast de Kia Sportage zonder toestemming of medeweten overgedragen. Op grond van artikel 8 van de akte van verpanding is hij daarom een boete van € 5.000,- verschuldigd.
3.6
Geldmobiel vordert tot slot betaling van een bedrag van € 875,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met € 183,74 btw.
Het verweer
3.7
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter om Geldmobiel niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen volledig af te wijzen en de heer [B.] ex artikel 245 Rv te veroordelen in de proceskosten, althans Geldmobiel te veroordelen in de proceskosten.
Hij motiveert zijn verweer – samengevat – als volgt.
3.8
Geldmobiel is ontbonden en opgehouden te bestaan. Zij is daardoor geen bestaande partij meer. Zij heeft dus geen belang meer bij haar vordering en [gedaagde] kan ook niet meer bevrijdend aan haar betalen. Geldmobiel is daarom niet-ontvankelijk.
3.9
Voor het geval wordt aangenomen dat Geldmobiel een bestaande partij is, heeft te gelden dat de overeenkomsten die zij in het geding heeft gebracht niet door [gedaagde] zijn ondertekend. De correspondentie die door Geldmobiel in het geding is gebracht ziet ook niet op de vordering die Geldmobiel thans stelt te hebben. Daar komt nog bij dat de persoon die namens Geldmobiel zou hebben getekend daartoe niet bevoegd was.
3.1
Nu Geldmobiel niet meer bestaat en de heer [B.] wel namens haar in het geding is verschenen, dient hij te worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1
Geldmobiel vordert nakoming van verbintenissen uit twee overeenkomsten. [gedaagde] betwist dat Geldmobiel een vordering op hem heeft. Hij voert allereerst als verweer aan dat Geldmobiel niet meer vorderingsgerechtigd is, omdat uit het Handelsregister blijkt dat zij is ontbonden en opgehouden te bestaan.
4.2
Artikel 2:19 lid 4 BW bepaalt dat wanneer een rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, hij alsdan ophoudt te bestaan.
Geldmobiel heeft niet betwist dat zij is ontbonden en opgehouden te bestaan, maar zij voert aan dat zij haar vorderingen vóór ontbinding heeft gecedeerd aan twee vennootschappen: Lammers Beheer B.V. en Flocke Beheer B.V. (hierna: Lammers en Flocke).
4.3
Voor een geldige cessie is vereist dat wordt geleverd krachtens een geldige titel, door een beschikkingsbevoegde (art. 3:84 BW in verbinding met art. 3:94 BW).
Zelfs indien zou komen vast te staan dat Geldmobiel de vordering geldig heeft gecedeerd aan Lammers en Flocke – dit is immers door [gedaagde] gemotiveerd betwist - kan die cessie haar in onderhavige procedure niet baten. In het geval van een geldige cessie behoort de vordering op [gedaagde] immers niet meer tot het vermogen van Geldmobiel, omdat Lammers en Flocke ten aanzien van die vordering haar rechtsopvolgers zijn geworden. Dit heeft tot gevolg dat Geldmobiel alsdan niet meer vorderingsgerechtigd is jegens [gedaagde].
4.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft Geldmobiel niet onderbouwd op grond van welke feiten zij thans vorderingsgerechtigd is jegens [gedaagde]. Nu haar vordering onvoldoende feitelijk is onderbouwd, zal deze moeten worden afgewezen.
4.5
Bij deze stand van zaken kan de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen in het midden blijven. Dit maakt voorgaand oordeel immers niet anders.
4.6
Geldmobiel is in deze procedure de in het ongelijk gestelde partij. Dit betekent dat zij zou moeten worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden tot op heden begroot op een bedrag van € 800,- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde]. Op basis van de stellingen van partijen en het ingebrachte uittreksel uit het Handelsregister (productie 1 bij conclusie van antwoord) moet echter worden geconcludeerd dat Geldmobiel op dit moment een niet bestaande partij is. Een veroordeling in de proceskosten ten laste van Geldmobiel kan daardoor niet ten uitvoer worden gelegd. Artikel 245 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat in dat geval in plaats van Geldmobiel haar gemachtigde, dan wel degene die tot het voeren van de procedure opdracht heeft gegeven, in de kosten veroordeeld kan worden. De kantonrechter is voornemens in deze zaak de
gemachtigde van Geldmobiel te veroordelen in de kosten. De gemachtigde heeft het recht nog op dit voornemen te reageren. Hij zal daartoe op de hierna omschreven manier in de gelegenheid worden gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 13 november 2018 om 15.30 uurteneinde de gemachtigde van Geldmobiel in de gelegenheid te stellen om zich bij akte uit te laten over hetgeen onder 4.6 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783