ECLI:NL:RBROT:2018:8856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
559804 / HA RK 18-1177
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam vennootschap] B.V. Het verzoek was gericht tegen mr. R. Kruisdijk, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een getuigenverhoor dat op 4 oktober 2018 had plaatsgevonden. Verzoekster was van mening dat de rechter partijdig was omdat hij had besloten dat de heer [naam], directeur van verzoekster, niet aanwezig mocht zijn bij het verdere getuigenverhoor. Verzoekster stelde dat deze beslissing de mogelijkheid van beïnvloeding van de getuigen uitsloot en dat de rechter niet had rekening gehouden met de verhinderdata van alle getuigen.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om het getuigenverhoor te plannen op een datum waarop niet alle getuigen konden verschijnen, geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing om de heer [naam] niet toe te laten tot het getuigenverhoor een procesbeslissing was die op zichzelf geen grond voor wraking kon zijn. De rechter had niet de intentie om partijdig te zijn en de omstandigheden die door verzoekster waren aangevoerd, gaven geen aanleiding om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 559804 / HA RK 18-1177
Beslissing van 26 oktober 2018
op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. T. Haneveld (DAS) te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
mr. R. Kruisdijk, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Ter zitting van 4 oktober 2018 heeft een door de rechter in de zaak met zaaknummer 6243298 CV EXPL 17-29213 gelast getuigenverhoor plaatsgevonden.
Het betreft een civiele procedure tussen de heer [naam eiser] als eiser, enerzijds, en verzoekster als gedaagde, anderzijds.
Nadat de eerste getuige was gehoord, heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
1.2
Het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het van de zitting van 4 oktober 2018 opgemaakte proces-verbaal, is ter beschikking van de wrakingskamer gesteld.
Verzoekster, de rechter en de gemachtigde van de heer [naam eiser] , mr. L.A. Alderlieste, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld, te weten 15 oktober 2018, en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Bij brief van 8 oktober 2018 heeft de gemachtigde van verzoekster een schriftelijke toelichting op het verzoek verstrekt.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een schriftelijke reactie gedateerd 9 oktober 2018 en een schriftelijke reactie gedateerd 11 oktober 2018.
Op 12 oktober 2018 heeft de gemachtigde van verzoekster verzocht een nieuwe datum voor de behandeling van het verzoek te bepalen zodanig dat hij daarbij aanwezig kan zijn. Hierop heeft de wrakingskamer beslist dat de zitting op 15 oktober 2018 doorgang zal vinden en dat, indien het verhandelde ter zitting daartoe aanleiding geeft, de gemachtigde van verzoekster zal worden uitgenodigd om op een vervolgzitting te verschijnen.
1.3
Ter zitting van 15 oktober 2018, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de heer [naam] namens verzoekster met de gemachtigde mr. M. Buitendijk, de rechter en mr. L.A. Alderlieste voornoemd.
Namens verzoekster is een mondelinge toelichting gegeven en ook de rechter heeft zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek is namens verzoekster ter zitting van 4 oktober 2018, zo blijkt uit het ter zake opgemaakte proces-verbaal, het volgende aangevoerd:
“(…)
Van de kant van eiser wordt door zijn gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de heer [naam] bij het vervolg van het getuigenverhoor. De reden van dit bezwaar is dat deze getuige als werkgever mogelijk invloed kan uitoefenen door zijn aanwezigheid bij het horen van de andere getuigen. Dit bezwaar wordt door de kantonrechter gehonoreerd en de kantonrechter verzoekt getuige [naam] de zaal te verlaten.
Mr. Haneveld wordt verzocht getuige [naam getuige] vervolgens binnen te roepen. Bij terugkomst meldt hij dat zijn cliënt een verzoek tot wraking wil doen. Mr. Haneveld merkt op dat zijn cliënt van mening is dat de kantonrechter partijdig is omdat hij niet toestaat dat [naam] bij het getuigenverhoor aanwezig is. Hij handhaaft zijn verzoek tot wraking.
(…)”.
Bij genoemde brief van 8 oktober 2018 is namens verzoekster ter (verdere) toelichting op het verzoek - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De rechter heeft beslist dat de heer [naam] , directeur van verzoekster, tijdens het verdere getuigenverhoor op de gang moest plaatsnemen terwijl de heer [naam eiser] , de wederpartij, mocht blijven zitten. Redengevend daarvoor was de heer [naam] als directeur invloed zou kunnen op het (verdere) verloop van het getuigenverhoor. Daarvan zou volgens verzoekster geen sprake zijn, zeker niet nu de rechter het getuigenverhoor leidt en kan ingrijpen indien naar zijn oordeel de volgende getuige is of wordt beïnvloed. Daarbij komt dat getuigen de eed of belofte afleggen en naar waarheid dienen te verklaren, ongeacht of de heer [naam] daarbij aanwezig is. Ook dient de heer [naam] , als directeur van de gedaagde partij, bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn zodat hij de gemachtigde van verzoekster kan ondersteunen bij het eventueel nader uitvragen van de getuigen. Niet alleen op deze grond verzoekt verzoekster de wraking van de rechter maar ook omdat de rechter geen rekening heeft gehouden met de verhinderdata van alle getuigen bij het bepalen van de datum van het getuigenverhoor.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Nadat het getuigenverhoor reeds tweemaal was uitgesteld in verband met een wisseling van gemachtigde van de eiser en sluiting van het bedrijf van verzoekster en gedwongen vakantie van haar werknemers, heeft de rechter een derde uitstelverzoek afgewezen in verband met onmogelijkheid van plannen. Uiteindelijk bleken drie van de door verzoekster als getuige aangezegde vier werknemers op 4 oktober 2018 toch te kunnen getuigen.
Als eerste getuige is de heer [naam] gehoord. Nadat zijn verklaring was opgenomen, heeft de rechter hem, zoals gebruikelijk, gezegd dat hij naar eigen keuze in de zaal kon blijven of naar buiten kon gaan, waarna de volgende getuige zou worden gehoord. Hierop heeft de gemachtigde van de eiser bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de heer [naam] bij de verdere verhoren omdat de twee volgende getuigen werknemers waren van verzoekster en de heer [naam] hun baas is. Mogelijkerwijs zouden zij zich in zijn aanwezigheid niet vrij voelen te verklaren.
De rechter heeft dit bezwaar daarop gehonoreerd, zonder de gemachtigde van verzoekster te vragen wat diens standpunt ten aanzien van het door de eiser gemaakte bezwaar was. De heer [naam] heeft toen de zaal verlaten.
Nadat de rechter de gemachtigde van verzoekster had verzocht de volgende getuige te halen, kwam deze zonder getuige terug de zaal in en heeft hij namens verzoekster het verzoek tot wraking verwoord. De rechter heeft daarop gevraagd of de gemachtigde van verzoekster van mening was dat een getuige een wrakingsverzoek kon doen, waarop deze antwoordde dat de heer [naam] als directeur van [naam vennootschap] verzoekster vertegenwoordigde en dus niet ‘slechts’ getuige was.
De rechter meent dat er geen objectieve redenen zijn om aan te nemen dat hij niet-onpartijdig dan wel vooringenomen was. Het uit de zaal sturen van een getuige van een partij omdat die mogelijkerwijs door zijn aanwezigheid andere getuigen zou kunnen beïnvloeden is niet zo’n objectieve grond. Wellicht is niet juist geweest dat de rechter de gemachtigde van verzoekster niet eerst heeft gevraagd om zijn reactie op het bezwaar van de eiser, maar de gemachtigde heeft ook niet geprotesteerd tegen de gang van zaken. Eén en
ander levert volgens de rechter geen objectieve grond als hiervoor bedoeld op.
De rechter merkt voorts op dat hoewel een partij of haar vertegenwoordiger in beginsel altijd bij de behandeling van de zaak of het horen van getuigen aanwezig mag zijn, de beantwoording van de vraag of, vanwege het risico van beïnvloeding van de getuigen, een goede procesorde verlangt dat de betrokken persoon niet aanwezig is bij het verhoor, tot het rechterlijk domein behoort. Men kan over de juistheid van de onderhavige beslissing van mening verschillen, maar de gang van zaken en zijn beslissing kunnen volgens de rechter niet leiden tot wraking wegens (gewekte schijn van) partijdigheid dan wel vooringenomenheid.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor een zodanig oordeel geen houvast gevonden. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert die - objectief - gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt dienaangaande als volgt.
3.3
De wraking van verzoekster richt zich enerzijds op de beslissing van de rechter om het getuigenverhoor te laten plaatsvinden op een datum waarop niet alle op te roepen getuigen zouden kunnen worden gehoord. Anderzijds richt de wraking zich tegen de beslissing van de rechter om de heer [naam] , als vertegenwoordiger van de procespartij niet toe te laten tot het getuigenverhoor.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
De motivering van een beslissing kan evenmin grond vormen voor wraking, tenzij de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om het getuigenverhoor te bepalen op een datum waarop niet alle getuigen zouden kunnen verschijnen, geen grond voor wraking oplevert.
Daartoe wordt overwogen dat, anders door verzoekster kennelijk is begrepen, de beslissing het getuigenverhoor te bepalen op een datum waarop niet alle maar slechts een deel van de getuigen beschikbaar waren, niet betekent dat verzoekster niet de gelegenheid zou krijgen de resterende getuige(n) op een nader te bepalen datum alsnog voor te brengen. Niet gezegd kan dan ook worden dat deze (proces)beslissing van de rechter niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
Ook de beslissing om de heer [naam] niet toe te laten tot het (verdere) getuigenverhoor betreft een (proces)beslissing die op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. Het feit dat de rechter – zo begrijpt de wrakingskamer – bij het nemen van de beslissing zich niet realiseerde dat de heer [naam] behalve getuige ook aan het proces deelnam als vertegenwoordiger van [naam vennootschap] B.V., en daarbij is vergeten de gemachtigde van gedaagde naar zijn standpunt te vragen, maakt dit niet anders. Weliswaar is hiermee de procesbeslissing van de rechter enigszins ongelukkig tot stand gekomen, maar ook van deze beslissing kan niet gezegd worden dat deze beslissing niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond en wordt derhalve afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. R. Kruisdijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. de Wildt, voorzitter, mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. A. Verweij, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2018 in tegenwoordigheid van mr. O.M. Stoute, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-