ECLI:NL:RBROT:2018:8832
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake Warenwetboete wegens overtreding van hygiënevoorschriften met betrekking tot een vennootschap onder firma
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een Warenwetboete. De zaak betreft een vennootschap onder firma die een boete van € 2.362,50 opgelegd kreeg wegens overtredingen van hygiënevoorschriften. Het bestreden besluit, dat het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaarde, was genomen door de Minister voor Medische Zorg. Eiser, die vennoot is van de vennootschap, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 21 april 2017 een inspectie heeft plaatsgevonden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, waarbij een rapport van bevindingen is opgemaakt. Eiser heeft aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er geen monsters zijn genomen, waardoor de boete niet gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de overtredingen voldoende waren aangetoond door het rapport van bevindingen, dat objectieve waarnemingen bevatte van de toezichthouder. De rechtbank achtte het niet relevant dat er geen monsters waren genomen, aangezien de bevindingen duidelijk waren.
De rechtbank concludeerde dat de Minister bevoegd was om de boete op te leggen, mede gezien de recidive van de overtredingen. De verhoging van de boetebedragen met 50% werd als evenredig beschouwd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.