ECLI:NL:RBROT:2018:8444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
10/750235-15 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met deelname aan een criminele organisatie

Op 10 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij een criminele organisatie. De rechtbank heeft de veroordeelde vrijgesproken van deelname aan een organisatie die in strijd met de Wet op de kansspelen handelt, maar heeft hem wel veroordeeld voor zijn deelname aan een criminele organisatie. De officier van justitie had een vordering ingediend tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 3.227.737. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn criminele activiteiten een wederrechtelijk voordeel van € 1.533.000 heeft verkregen, dat hij aan de staat moet betalen.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld in de eerdere strafzaak. De veroordeelde had verklaard dat hij betrokken was bij illegale gokactiviteiten en dat hij hiervoor een maandelijkse vergoeding ontving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de veroordeelde ongeloofwaardig waren en dat de opbrengsten van de illegale activiteiten niet volledig waren verantwoord. Daarom heeft de rechtbank een correctie toegepast op het geschatte voordeel en het bedrag vastgesteld op € 1.533.000.

De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen bij het bepalen van de verplichting tot betaling aan de staat. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:10/750235-15
Datum uitspraak: 10 oktober 2018
Tegenspraak (gemachtigd raadsman)
VONNIS (ontneming) (mk)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
gemachtigd raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 en 27 maart 2018, 12 april 2018 en 26 september 2018.
Vordering
De officier van justitie heeft op 28 februari 2018 een vordering ingediend tot het vaststellen van het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft het voordeel geschat op € 3.227.737,=
De rechtbank heeft veroordeelde heden in de strafzaak veroordeeld wegens deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Dit vonnis is als bijlage aangehecht.
Op de zitting van 26 maart 2018 heeft veroordeelde verweer gevoerd tegen de vordering.
Strafbare feiten waarop de voordeelsberekening is gebaseerd
Blijkens aangehecht vonnis is de veroordeelde veroordeeld ter zake van het
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit feit door de veroordeelde
is begaan.
Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het hiervoor vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt geschat op
€ 1.533.000,-.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.

1.Algemeen

Aan de ontnemingsvordering van het openbaar ministerie ligt ten grondslag het uitgangspunt dat veroordeelde is veroordeeld voor twee hem ten laste gelegde misdrijven: deelneming aan een criminele organisatie en handelen in strijd met de artikelen 1 en/of 30b Wok.
Bij het in de strafzaak gewezen vonnis zijn de verdachte en de medeverdachten vrijgesproken van de concrete verdenkingen van overtreding van de artikelen 1 en/of 30b Wok. De ontneming kan dus niet (mede) haar grondslag vinden in overtreding van die voorschriften. De rechtbank beoordeelt de ontnemingsvordering daarom (uitsluitend) in het licht van de veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie.
1.2
Aan ontneming op grond van de deelneming aan een criminele organisatie staat niet in de weg de vrijspraak van de concrete verdenkingen van overtreding van de artikelen 1 en/of 30b Wok (vergelijk ECLI:NL:HR:2008:BD6046).
In dit kader kan bovendien worden vastgesteld, zoals uit de bewijsmiddelen volgt en hierna nader zal worden bezien, dat veroordeelde feitelijk heeft gedeeld in de baten die zijn verkregen uit de door de criminele organisatie beoogde illegale activiteiten.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de vrijspraak van bedoelde concrete verdenkingen is terug te voeren op onduidelijkheid over het middel (speelautomaat of niet?) en niet op het ontbreken van bewijs voor het zonder vergunning faciliteren van gokactiviteiten in verscheidene horecagelegenheden. Deze handelingen kunnen dan ook worden betrokken bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is verkregen door de deelneming aan de criminele organisatie.
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt over de vordering.

2.De vordering

Uitgangspunt in het rapport is dat de vordering ziet op het voordeel dat in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk is behaald.
Uit de in beslag genomen administratieve bescheiden bleken gegevens over het aantal locaties waarin gokken werd gefaciliteerd, het aantal daarbij gebruikte licenties voor goksites, en de daarbij verkregen opbrengsten. Aan de hand hiervan is over de periode van augustus 2015 tot en met november 2015 een opbrengst van € 880.000,= becijferd, zijnde € 220.000,= gemiddeld per maand. Dit is een brutobedrag, zonder aftrek van kosten. Vervolgens uitgaande van een periode van 16 maanden waarin dezelfde inkomsten van € 220.000,= zouden zijn genoten, is in het rapport het totale voordeel berekend op € 3.520.000,=. Hierop zijn als kosten in mindering gebracht de becijferde betalingen aan de medeverdachten van in totaal € 112.263,= en de geschatte kosten voor hardware, software en dergelijke van in totaal € 180.000,=. Het voordeel is door de opstellers van het rapport per saldo geschat op € 3.227.737.
In zijn verdachteverhoor van 17 januari 2018 heeft veroordeelde verklaard dat er in zijn café [naam horecagelegenheid] mensen uit Duitsland waren langsgekomen die vertelden dat ze bezig waren met het plaatsen van computers in cafés en dat hij € 2.000,= tot € 3.000,= per maand voor zijn hulp zou krijgen. Veroordeelde is hierop ingegaan. De opbrengsten droeg hij af aan de personen uit Duitsland. Vaak kwamen ze het geld ophalen of ze ontmoetten elkaar in Turkije. Het ging meestal om € 10.000,= of € 15.000,= als ze het kwamen ophalen. De huur van het pand werd door hen via veroordeelde betaald, zo heeft veroordeelde verklaard.
Namens veroordeelde is aangevoerd dat hij gemiddeld € 2.500,= per maand heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden. Uitgaande van een periode van 19 maanden zou dat neerkomen op een door hem genoten voordeel van € 47.500,=.
Veroordeelde heeft geen verifieerbare gegevens verstrekt over ‘de Duitsers’. Evenmin is verklaard op welke wijze (concreet) contact werd gelegd, wat deze contactgegevens inhielden, hoe deze personen er uit zagen, enzovoort.
In feite heeft veroordeelde alleen verklaard dat hij denkt dat ze valse namen gebruikten, zoiets als “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ”, en dat hij de Duitse jongens op kantoor of ergens in een café ontmoette, en ook ergens in Duitsland in een restaurant. Tegen de achtergrond van de aard, omvang en duur van de illegale gokactiviteiten en daarmee behaalde opbrengsten is deze verklaring zonder nadere toelichting en onderbouwing ongeloofwaardig en zal de rechtbank deze om die reden passeren.
Wel aannemelijk is dat tegenover de opbrengsten kosten staan in de vorm van een door de horeca-exploitanten in te houden aandeel in de opbrengsten. Zoals ter zitting door de officier van justitie bevestigd, is in het ontnemingsrapport nagelaten deze kosten in mindering te brengen op de opbrengsten. Dit dient alsnog plaats te vinden. Uitgaande van de verklaring van [naam medeverdachte] (documentcode 1602101401.V02) dat de exploitanten een aandeel van 50% behielden - en in aanmerking nemend dat de exploitanten zelf geen hoger percentage noemen en hierop niet consequent en gedetailleerd zijn bevraagd - zal de rechtbank in het voordeel van veroordeelde een 50%-correctie toepassen op het in het rapport berekende voordeel. Vervolgens worden daarop in mindering gebracht de kosten voor aanschaf van hardware etcetera, alsmede de aan de medeverdachten betaalde vergoedingen zoals deze in het kader van de jegens hen ingediende ontnemingsvorderingen zijn vastgesteld op totaal € 47.000,-. Per saldo resteert een voordeel van € 1.533.000,-.
Vaststelling van het te betalen bedrag
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 1.533.000,-. (zegge: één miljoen vijfhonderd drieëndertigduizend euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 1.533.000,- (zegge: één miljoen vijfhonderd drieëndertigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2018.