ECLI:NL:RBROT:2018:8234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
10-185593-17, 10-741347-16 TUL, 09-156133-16 TUL, 10-212220-15 TUL
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs op basis van camerabeelden en herkenning door verbalisanten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G.S.J. van Gestel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat de herkenningen door verbalisanten op camerabeelden onvoldoende zijn om wettig en overtuigend bewijs te leveren. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de nieuwe feiten. De beslissing van de rechtbank is genomen na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-185593-17
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10-741347-16, 09-156133-16 en 10-212220-15
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. K. Pieters, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest;
  • niet-ontvankelijkheid van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-212220-15;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaken met parketnummers 10-741347-16 en 09-156133-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak t.a.v. feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van de verdachte op deze camerabeelden door de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] . Bovendien heeft de verdachte niet aannemelijk gemaakt waar hij op 31 mei 2017 is geweest en zegt de verdachte dat hij over een bodywarmer beschikt zoals deze door de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] wordt herkend op de camerabeelden.
Volgens de officier van justitie is er sprake van betrouwbare herkenningen door de verbalisanten en doet hierbij een beroep op een arrest van Hof Amsterdam 28 september 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4535). In dit arrest heeft het hof de elementen opgesomd die bij de beoordeling - of de herkenningen van de verbalisanten betrouwbaar zijn - betrokken dienen te worden. De haarscherpe kwaliteit van de camerabeelden en het feit dat de verbalisanten beiden als wijkagent werkzaam zijn en de verdachte in de uitvoering van hun werkzaamheden goed kennen en meerdere keren hebben gezien, maakt volgens de officier van justitie dat de onafhankelijke herkenningen van deze verbalisanten betrouwbaar zijn, zodat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
De verbalisanten verklaren dat ze de verdachte op de camerabeelden herkennen en verbalisant [naam verbalisant 1] voegt hieraan toe dat hij weet dat de verdachte een zwarte bodywarmer heeft van het merk [merknaam] zoals die op de beelden te zien zou zijn. In hun verklaringen geven verbalisanten echter op geen enkele wijze aan waaraan ze de verdachte specifiek herkennen. Dit klemt nu de persoon om wie het gaat op de camerabeelden slechts op de achtergrond zichtbaar is in een donkerder gedeelte van de woning. Deze persoon komt dus anders dan de twee andere (veroordeelde) medeverdachten niet met zijn gezicht in het volle daglicht dicht bij de camera. Dit maakt dat een vergissing bij de herkenning door de verbalisanten niet uit te sluiten is. Daarbij overweegt de rechtbank dat het dossier verder ook geen aanknopingspunten biedt dat de persoon op de beelden verdachte is. In deze context acht de rechtbank de twee herkenningen onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 238,98 aan materiële schade en een vergoeding van € 816,75 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
- [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 816,75 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dan ook geen inhoudelijke beslissing genomen
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Vorderingen tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 16 december 2015 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer 10-212220-15) is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een werkstraf voor de duur van 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 december 2015.
Bij vonnis van 21 maart 2017 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag (parketnummer 09-156133-16) is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie voor de duur van 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 april 2017.
Bij vonnis van 31 maart 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer 10-741347-16) is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen waarvan 17 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 april 2017.
Van de zaak met parketnummer 10-212220-15 heeft de officier van justitie niet-ontvankelijkheid gevorderd, nu deze al is tenuitvoergelegd door de kinderrechter in de rechtbank Den Haag op 21 maart 2017.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen van de vonnissen met parketnummers 09-156133-16 en 10-741347-16 gevorderd.
Nu de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dienen de vorderingen tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 december 2015 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer 10-212220-15) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 21 maart 2017 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag (parketnummer 09-156133-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 31 maart 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer 10/741347-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr.dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en S.H. Poiesz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks 30 mei 2017 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het slot van de voordeur van een woning (gelegen aan de [adres delict] ) heeft weggenomen één of meer (huis- en/of auto)sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2017 tot en met 31 mei 2017 te Zwijndrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een of meer (huis)sleutels heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2017 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning gelegen aan de [adres delict] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] en/of [naam benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met één of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woning is/zijn
gegaan en/of (vervolgens) de (voor)deur van voornoemde woning (met een sleutel) heeft/hebben geopend en/of (vervolgens) een of meer kamer(s) heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.