Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2018 in de zaak tussen
[eiseres]
het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Zicht en situering”geoordeeld dat de situeringswaarde van de woning van eiseres in de omgeving aanmerkelijk is verslechterd; alle gevoel van openheid is aan de achterzijde komen te vervallen. Wat betreft “
Zonlichttoetreding en schaduwwerking”heeft de SAOZ geoordeeld dat de planologische mutaties tot een beperkte verdergaande beperking van de
Gebruik, hinder en overlast en privacy”heeft de SAOZ geoordeeld dat de bepalingen van het nu geldende bestemmingsplan en de verleende vrijstelling op grond van artikel 19 van de WRO, mede gelet op de toename van de bebouwingsmogelijkheden en de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden, heeft geleid tot een relevante toename van de hinder en overlast (geluid, geur en licht) voor eiseres. Ook is er naar het oordeel van de SAOZ sprake van een verdergaande beïnvloeding van de privacy van eiseres. Daaruit is volgens de SAOZ een op de voet van artikel 6.1 van de Wro voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering voortgevloeid.
Ingevolge het bestemmingsplan "Rhoon Dorp 2013" mogen op het bouwvlak op een afstand van ongeveer 5 m tot de zuidelijke perceelgrens van [appellant sub 2] en ongeveer 15 m tot diens woning hoofdgebouwen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 4 m en bijgebouwen van maximaal 4,5 m hoog. Anders dan het college in navolging van de SAOZ heeft geconcludeerd, biedt dit plan geen grondslag voor de conclusie dat de door [appellant sub 2] geleden planschade gedeeltelijk anderszins is verzekerd. Zoals de SAOZ in haar advies van januari 2013 heeft vermeld, gold onder het oude planologische regime ingevolge de aanvullend werkende bouwverordening ter plaatse een maximale bouwhoogte van 15 m. In het nieuwe bestemmingsplan(lees: het bestemmingsplan “Rhoon Dorp” van 2009)
is dezelfde maximale bouwhoogte voor hoofdgebouwen voorgeschreven. Hieruit volgt dat het nieuwe bestemmingsplan met betrekking tot de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse niet tot een planologisch nadeel heeft geleid dat door het latere bestemmingsplan "Rhoon Dorp 2013" is weggenomen. Gelet op het voorgaande heeft het college ten onrechte in navolging van de SAOZ geconcludeerd dat het bestemmingsplan "Rhoon Dorp 2013" ten aanzien van de bouwhoogte heeft geleid tot een planologisch voordeel voor [appellant sub 2] van € 8.000,00 dat dient te worden verrekend met het getaxeerde planschadebedrag.”
: “Ten aanzien van de maximale bouwhoogte bevatte het bestemmingsplan(het “Plan Dorp Herziening 1958”)
geen nadere bepalingen zodat ten aanzien daarvan de gemeentelijke bouwverordening aanvullende werking had.”
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 13 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.