ECLI:NL:RBROT:2018:8109

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
6913374 \ VZ VERZ 18-11021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer met betrekking tot rijbewijs en bereikbaarheid

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hoyer Nederland B.V. en [verweerder]. Hoyer verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder opzegtermijn en zonder transitievergoeding, op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder]. De feiten van de zaak tonen aan dat [verweerder] zijn rijbewijs niet tijdig heeft verlengd, waardoor hij zijn functie als internationaal chauffeur niet kon uitoefenen. Hoyer heeft [verweerder] herhaaldelijk gewaarschuwd en verzocht om contact op te nemen, maar [verweerder] was onbereikbaar en heeft geen gehoor gegeven aan de verzoeken van Hoyer. De kantonrechter oordeelde dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld door zijn rijbewijs niet tijdig te verlengen en niet bereikbaar te zijn voor zijn werkgever. Dit gedrag werd als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2018. Tevens werd bepaald dat [verweerder] geen recht had op een transitievergoeding en dat hij de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6913374 \ VZ VERZ 18-11021
uitspraak: 4 september 2018
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hoyer Nederland B.V.,
gevestigd te Botlek - Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.J.S. Joosten,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigde: mr. K. ten Broek, werkzaam bij FNV.
Partijen worden hierna aangeduid als “Hoyer” en “[verweerder]”.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 17 augustus 2018;
  • het verweerschrift, met bijlage;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door Hoyer overgelegde pleitnota, e-mail van 3 augustus 2018 en uitdraai uit de boardcomputer.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2018. Namens Hoyer zijn verschenen mr. M.J.S. Joosten, [T.] (HR Manager bij Hoyer) en [H.] (Fleetmanager bij Hoyer). [verweerder] is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. K. ten Broek.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[verweerder] (geboren op [geboortedatum] 1967) is per 9 maart 1998 in dienst getreden van Hoyer, laatstelijk in de functie van internationaal chauffeur. Het salaris van [verweerder] bedroeg laatstelijk € 2.798,50 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Op 2 oktober 2017 heeft de heer [B.] (Administrative Fleet Assistant bij Hoyer) een gesprek gevoerd met [verweerder]. Dit gesprek ging over het niet tijdig verlengen van zijn rijbewijs door [verweerder] en over het niet goed schoonmaken van zijn voertuig door [verweerder].
2.3.
Bij brief van 4 oktober 2017 heeft Hoyer aan [verweerder] een eerste officiële waarschuwing gegeven, omdat hij zijn rijbewijs niet tijdig verlengd had en omdat het aan hem ter beschikking gestelde voertuig herhaaldelijk niet voldeed aan de voertuigstandaard welke in de bedrijfsvoorschriften is beschreven. Totdat [verweerder] een nieuw rijbewijs heeft, zal Hoyer de afwezigheid van [verweerder] registreren als onbetaald verlof. [verweerder] heeft deze brief van 4 oktober 2017 voor ontvangen en gezien ondertekend.
2.4.
Na een gesprek van mevrouw [T.] (HR Manager) en de heer [H.] (Fleetmanager) met [verweerder], heeft Hoyer bij brief van 15 november 2017 een tweede officiële waarschuwing gegeven aan [verweerder]. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
De reden van dit schrijven is uw aanhoudende, ernstige nalatigheid wat betreft uw aanvraag voor het verlengen van uw bekwaamheid voor het besturen van een vrachtwagen. U kunt uw functie als chauffeur nog steeds niet uitvoeren binnen ons bedrijf. Uw afwezigheid zullen wij blijven registreren als onbetaald verlof. Als gevolg daarvan ontvangt u over de maand november ook geen loon. Wanneer de situatie in december onveranderd is, zullen wij uit coulance onbetaald verlof stopzetten en zullen wij u reguliere verlofdagen gaan inhouden, zodat u in december loon zult ontvangen.
Tevens willen wij met klem benadrukken dat u tijdens werktijd te allen tijde bereikbaar dient te zijn voor uw werkgever. In de periode van begin oktober tot heden was dit niet het geval. Met u is daarom afgesproken dat u iedere 2 à 3 dagen contract opneemt met de afdeling Fleet om door te geven wat de status is.
Deze 2e officiële waarschuwing kunt u aannemen als een
laatste waarschuwing, bij herhaling van zetten en het niet tonen van verbetering zullen wij overgaan tot beëindiging van uw dienstverband. (..)”
2.5.
Omdat op 13 maart 2018 [verweerder] nog steeds zijn rijbewijs niet had verlengd en inmiddels ook zijn bestuurderskaart was verlopen heeft Hoyer op deze datum een nieuwe brief gestuurd aan [verweerder]. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
Tevens hebben wij in de brief van 15 november 2017 met klem benadrukt dat u te allen tijde bereikbaar dient te zijn, maar dat is geenszins het geval. U bent telefonisch niet bereikbaar en u neemt ook geen contact op met de afdeling Fleet om uw status door te geven.
Het bovenstaande is
absoluut onacceptabelen wij verwachten u binnen 7 dagen na dagtekening van deze brief op kantoor. Indien u hier geen gehoor aan geeft, dan zal dit arbeidsrechtelijke consequenties hebben waaronder de mogelijkheid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. (..)”
2.6.
[verweerder] heeft naar aanleiding van de brief van 13 maart 2018 geen contact opgenomen met Hoyer, waarna de heer [B.] en de heer [H.] [verweerder] thuis hebben opgezocht. Het is echter niet gelukt om [verweerder] te spreken. Ook heeft Hoyer contact opgenomen met de zus van [verweerder], maar dit heeft niet ertoe geleid dat [verweerder] contact heeft opgenomen met Hoyer. Bij brief van 28 maart 2018 heeft Hoyer [verweerder] daarom gevraagd binnen drie dagen contact met haar op te nemen. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
In de brief van 13 maart jl. hebben wij u de kans gegeven om binnen 7 dagen na dagtekening te reageren. U heeft hier
wederomgeen gehoor aan gegeven.
U bent telefonisch onbereikbaar en ook per e-mail weigert u te reageren. Als laatste optie om met u in contact te komen zijn de heer [H.] en de heer [B.] bij uw huisadres langs geweest waarbij u óf niet thuis was óf u hield bewust de deur voor ons gesloten. Vervolgens hebben wij een familielid van u benaderd per telefoon en zij verzekerde ons dat u contact zou opnemen met ons. Echter tot op heden is dat niet het geval. Later kregen zij ook geen contact meer met u.
Uw ernstig verwijtbare gedrag is onacceptabel en wij betreuren het volkomen gebrek aan bereidheid tot medewerking van uw kant.
Wij geven u daarom nog eenmaal de kans om binnen 3 dagen te reageren. Doet u dit niet, dan zullen wij de arbeidsovereenkomst met u gaan ontbinden. (..)”

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
Hoyer heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden zonder rekening te houden met een opzegtermijn. Primair op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Tevens heeft Hoyer verzocht geen transitievergoeding toe te kennen aan [verweerder], omdat volgens haar sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Voorts heeft Hoyer verzocht [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan haar verzoek heeft Hoyer het volgende ten grondslag gelegd. Doordat [verweerder] zijn rijbewijs en bestuurderspas heeft laten verlopen kon hij zijn functie als chauffeur niet meer uitoefenen. Hierdoor is sprake van werkweigering. [verweerder] heeft daarnaast nagelaten om Hoyer op de hoogte te houden van de status van het aanvragen van een nieuw rijbewijs. [verweerder] heeft ook niets van zich laten horen nadat hij bij brieven van 13 en 28 maart 2018 is verzocht zich op kantoor te melden. [verweerder] was onbereikbaar voor Hoyer en heeft daarmee hardnekkig geweigerd om redelijke opdrachten op te volgen. Dit handelen van [verweerder] is niet alleen verwijtbaar maar ook ernstig verwijtbaar, omdat hij zijn functie niet kon uitoefenen door het niet verlengen van het rijbewijs en zijn bestuurderskaart. Ook de afspraak om Hoyer op de hoogte te houden van de status van het rijbewijs is [verweerder] niet nagekomen en [verweerder] is vanaf eind november 2017 geheel onbereikbaar geweest voor Hoyer. Omdat er geen enkele rechtvaardigingsgrond bestaat voor dit gedrag van [verweerder], dienen de gedragingen te worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
Door het weigeren van [verweerder] om Hoyer op de hoogte te houden van de status van zijn rijbewijs en zich te melden op kantoor, is het vertrouwen dat Hoyer in [verweerder] heeft beschadigd en is Hoyer zeer geïrriteerd geraakt. De arbeidsverhouding is zodanig verstoord dat van Hoyer niet gevergd kan worden deze te laten voortduren.
Op grond van artikel 7:671b lid 8 onder b BW heeft Hoyer daarnaast verzocht om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden zonder rekening te houden met een opzegtermijn. Subsidiair is Hoyer van mening dat er een opzegtermijn geldt van vier maanden en dat de proceduretijd hiervan moet worden afgetrokken.
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verweerder], is Hoyer van mening dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding.

4.Het verweer

[verweerder] heeft tot afwijzing van verzoek geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. Reeds in juni en juli 2017 heeft [verweerder] Hoyer bericht dat zijn rijbewijs verlengd diende te worden. Hij kreeg echter pas in september 2017 bericht dat hij naar de bedrijfsarts kon gaan. Het duurde vervolgens ongeveer vijf weken voordat hij bericht ontving van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). [verweerder] diende door een specialist te worden gekeurd en kon daar pas op 10 november 2017 terecht. Vervolgens bleek het CBR [verweerder] naar de verkeerde specialist te hebben gestuurd. Bij de andere specialist kon [verweerder] pas in januari 2018 terecht en deze afspraak is door het ziekenhuis verplaatst naar februari 2018. Op 17 mei 2018 heeft [verweerder] bericht ontvangen dat hij zijn rijbewijs kon ophalen. Hij is inmiddels weer in het bezit van zijn rijbewijs. [verweerder] heeft dus wel degelijk actie ondernomen om zijn rijbewijs te verlengen. De bestuurderspas kon hij pas verlengen als hij zijn nieuwe rijbewijs had.
Het is niet correct dat [verweerder] Hoyer niet op de hoogte heeft gehouden van zijn situatie. [verweerder] heeft met name in het begin Hoyer wel degelijk op de hoogte gehouden van de status van het verlengen van zijn rijbewijs. Het is echter niet redelijk om zich elke drie dagen te melden aangezien de afspraak voor de specialist stond gepland voor 10 november 2017 en later voor eind januari 2018. [verweerder] kreeg ook geen loon meer betaald van Hoyer, zodat hij niet inziet waarom hij zich elke drie dagen moest melden bij Hoyer en te allen tijde bereikbaar zou moeten zijn.
Er is voorts geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding volgens [verweerder]. Er was geen sprake van een hardnekkige weigering om het rijbewijs te verlengen en het was niet redelijk van Hoyer om [verweerder] te vragen zich elke drie dagen op kantoor te melden. Als de arbeidsverhouding wel verstoord zou zijn, dan is dat te wijten aan Hoyer.
Nu [verweerder] weer in het bezit is van een geldig rijbewijs kan hervatting van de eigen werkzaamheden in de eigen functie plaatsvinden.
Als de arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden, dan is [verweerder] van mening dat hij recht heeft op een transitievergoeding ten bedrage van € 29.741,08. Omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen kan daarnaast de opzegtermijn niet verkort worden.

5.De beoordeling

5.1.
Van opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW is ten aanzien van het onderhavige verzoek niet gebleken, zodat beoordeeld dient te worden af de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
5.2.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW kan de arbeidsovereenkomst alleen worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Primair heeft Hoyer zich op het standpunt gesteld dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verweerder] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.3.
[verweerder] is internationaal chauffeur en derhalve voor het vervullen van zijn functie afhankelijk van zijn rijbewijs. Zijn rijbewijs verliep op 1 oktober 2017. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [verweerder] om zijn rijbewijs op tijd te verlengen. Deze verantwoordelijkheid kan hij niet op Hoyer afschuiven. Omdat door [verweerder] niet betwist is dat hij wist dat hij voor het verlengen van zijn rijbewijs vanwege zijn ogen door een specialist gekeurd moest worden, had het op de weg van [verweerder] gelegen om tijdig – en dus eerder dan hij gedaan heeft – actie te ondernemen om zijn rijbewijs te verlengen. Dat het CBR fouten heeft gemaakt door [verweerder] naar een verkeerde specialist te sturen en het ziekenhuis de afspraak van januari 2018 heeft verzet naar februari 2018, is – hoewel niet onderbouwd – vervelend maar dit komt wel voor rekening en risico van [verweerder]. Hij had tijdig zijn rijbewijs moeten verlengen. Nu [verweerder] dat niet gedaan heeft, heeft hij verwijtbaar richting Hoyer gehandeld. Doordat hij niet meer in het bezit was van zijn rijbewijs kon Hoyer [verweerder] immers niet meer inroosteren.
5.4.
Daarnaast heeft [verweerder] ook verwijtbaar richting Hoyer gehandeld of nagelaten door Hoyer niet op de hoogte te houden van de status van het verlengen van het paspoort en ook niet meer bereikbaar te zijn voor Hoyer.
Volgens Hoyer heeft [verweerder] na het gesprek op 15 november 2017 met mevrouw [T.] en de heer [H.] niets meer van zich laten horen. Dit wordt door [verweerder] betwist, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] gesteld dat hij [P.] minstens één keer op de hoogte heeft gehouden van de status. [verweerder] heeft echter niet kunnen toelichten wanneer dit geweest was en wat hij toen heeft meegedeeld, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet om [verweerder] tot het bewijs hiervan toe te laten. Verder heeft [verweerder] wat de bereikbaarheid betreft niet betwist dat hij niet bereikbaar was voor Hoyer. Hij vond het echter niet nodig om tijdens werktijd ten allen tijde bereikbaar te zijn voor Hoyer. De kantonrechter acht het niet onredelijk dat Hoyer in haar brief van 15 november 2017 [verweerder] heeft verzocht tijdens werktijd ten allen tijde bereikbaar te zijn en iedere 2 à 3 dagen contact op te nemen met Hoyer. [verweerder] was immers nog steeds werknemer van [verweerder]. Ondanks dat de loonbetaling was stopgezet door Hoyer, mag van [verweerder] in het kader van goed werknemerschap verwacht worden dat hij Hoyer op de hoogte houdt van de status van het rijbewijs en dat hij voor Hoyer bereikbaar is. Daarnaast is het niet vreemd dat Hoyer [verweerder] in haar brief van 15 november 2017 heeft gevraagd om elke 2 à 3 dagen even contact met haar op te nemen, aangezien Hoyer sinds begin oktober 2017 niets meer van [verweerder] had vernomen en hij niet bereikbaar was. Als [verweerder] de frequentie van 2 à 3 dagen teveel vond, dan had hij dit richting Hoyer moeten communiceren. Dit heeft hij echter niet gedaan.
[verweerder] heeft na het gesprek van 15 november 2017 zelfs niets meer van zich laten horen en heeft ook niet laten weten dat hij op 10 november 2017 naar een specialist moest en dat hij vervolgens in januari 2018 naar een andere specialist moest. Ook op de brieven van Hoyer van 13 en 28 maart 2018 is niet door [verweerder] gereageerd en tijdens het bezoek aan zijn huis is door hem niet opengedaan. Dit handelen van [verweerder] kan naar het oordeel van de kantonrechter als verwijtbaar worden aangemerkt.
5.6.
Door het niet tijdig verlengen van het rijbewijs en vervolgens Hoyer niet op de hoogte te stellen over de status van het verlengen van het rijbewijs en niet bereikbaar te zijn voor Hoyer, heeft [verweerder] zodanig verwijtbaar richting Hoyer gehandeld, dat in redelijkheid niet van Hoyer gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Omdat op grond van artikel 7:669 lid 1 BW herplaatsing niet in de rede ligt bij verwijtbaar handelen of nalaten, zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden.
5.7.
Voorts dient voor de vraag of [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding en voor de vraag of de opzegtermijn verkort moet worden nog de vraag beantwoord te worden of sprake is van ‘ernstig’ verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verweerder]. De kantonrechter is van oordeel dat die vraag bevestigend beantwoord moet worden. [verweerder] heeft niet alleen zijn rijbewijs niet tijdig verlengd, waardoor Hoyer hem niet meer kon inzetten, maar [verweerder] heeft ook nagelaten contact te onderhouden met Hoyer en bereikbaar te zijn. Ondanks meerdere brieven die Hoyer aan [verweerder] gestuurd heeft en meerdere pogingen – waaronder een huisbezoek en contact met de zus van [verweerder] – die Hoyer heeft ondernomen om met [verweerder] in contact gekomen, is dat niet mogelijk gebleken. Van [verweerder] had minstens verwacht mogen worden dat hij iets van zichzelf had laten horen in de periode van 15 november 2017 tot aan het ontbindingsverzoek. Dat heeft hij echter niet gedaan, terwijl hij wel twee waarschuwingen en twee brieven met het verzoek om contact op te nemen heeft ontvangen van Hoyer. Omdat het gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet onredelijk is dat Hoyer verwacht van [verweerder] dat hij Hoyer op de hoogte houdt van de status van zijn rijbewijs en bereikbaar is tijdens werktijd en [verweerder] helemaal niets van zich laat horen, kan het gedrag van [verweerder] als ernstig verwijtbaar worden gekwalificeerd. Dit betekent dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding en dat de opzegtermijn zal worden verkort. Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 oktober 2018.
5.8.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2018;
bepaalt dat Hoyer geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verweerder];
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hoyer vastgesteld op € 119,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688