Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige, vertegenwoordigd door zijn vader, en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst die door de moeder van de minderjarige was aangegaan zonder de vereiste machtiging van de kantonrechter. De minderjarige heeft een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 1:347 BW, waarbij Dexia werd verweten haar zorgplicht te hebben geschonden. De rechtbank oordeelde dat de vernietigingsbevoegdheid niet was verjaard en dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige niet te waarschuwen over de risico's van de overeenkomst. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van het door de minderjarige betaalde bedrag van € 2.178,-, vermeerderd met wettelijke rente, en aansprakelijk gesteld voor de schade die de minderjarige heeft geleden door de schending van de zorgplicht. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten toegewezen. De vordering om een registratie bij het Bureau Kredietregistratie te laten doorhalen werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat er een registratie bestond. Dexia werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.