ECLI:NL:RBROT:2018:8043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
4665057 CV EXPL 15-53856
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomst minderjarige en aansprakelijkheid Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige, vertegenwoordigd door zijn vader, en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst die door de moeder van de minderjarige was aangegaan zonder de vereiste machtiging van de kantonrechter. De minderjarige heeft een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 1:347 BW, waarbij Dexia werd verweten haar zorgplicht te hebben geschonden. De rechtbank oordeelde dat de vernietigingsbevoegdheid niet was verjaard en dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige niet te waarschuwen over de risico's van de overeenkomst. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van het door de minderjarige betaalde bedrag van € 2.178,-, vermeerderd met wettelijke rente, en aansprakelijk gesteld voor de schade die de minderjarige heeft geleden door de schending van de zorgplicht. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten toegewezen. De vordering om een registratie bij het Bureau Kredietregistratie te laten doorhalen werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat er een registratie bestond. Dexia werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4665057 CV EXPL 15-53856
uitspraak: 25 mei 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] ,
als vertegenwoordiger [de minderjarige] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [de minderjarige] .’, ‘ [eiser] .’ en ‘Dexia’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 2 december 2015, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek, met producties;
de akte van [naam] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[de minderjarige] . is minderjarig. De moeder van [de minderjarige] . is op 19 oktober 2000 namens [de minderjarige] . een effectenleaseovereenkomst aangegaan met Dexia. Zij heeft voor het aangaan van de overeenkomst geen machtiging gevraagd van de kantonrechter. Uit het vermogen van [de minderjarige] . is in totaal een bedrag van € 2.178,- aan inleg betaald aan Dexia.
2.3
[eiser] . heeft bij schrijven van 2 november 2005 een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst.

3.Het geschil

3.1
[eiser] . vordert na wijziging van eis dat Dexia bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst (met nummer 76083961) rechtsgeldig is vernietigd en Dexia wordt veroordeeld om al hetgeen door en ten behoeve van [de minderjarige] . krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald aan [de minderjarige] . terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de betalingen althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan die der algehele voldoening
II. voor recht wordt verklaard dat Dexia door het schenden van haar zorgplichten onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de minderjarige] . en aansprakelijk is voor de schade door betalingen door of namens hem ter zake de vordering van de restschuld van litigieuze overeenkomst 76083966 welke door Dexia is gecedeerd aan Värde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag der door of namens [de minderjarige] . gedane betalingen tot de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
III. voor recht wordt verklaard dat Dexia door schending van haar zorgplichten en van haar mededelingsplicht onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de minderjarige] . dan wel [eiser] . en aansprakelijk is voor de volledige als gevolg van de litigieuze overeenkomst met nummer 76083961 door [de minderjarige] . geleden schade;
primair en subsidiair:
IV. voorwaardelijk, voor het geval Dexia een kredietregistratie aan het Bureau Kredietregistratie in Tiel heeft doorgegeven op naam van [de minderjarige] ., Dexia wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat elke registratie op naam van [de minderjarige] . bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom € 500,- voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,-;
V. Dexia wordt veroordeeld om aan [de minderjarige] . de door of namens [de minderjarige] . gemaakte buitengerechtelijke kosten te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding, tot aan die der algehele voldoening;
VI. Dexia wordt veroordeeld in de volledige proceskosten, voor zover deze niet worden vergoed door toewijzing van de buitengerechtelijke kosten, waaronder begrepen de kosten van het geding alsmede in de nakosten.
3.2
[eiser] . legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. De moeder van [de minderjarige] heeft voor het aangaan van de overeenkomst geen machtiging gevraagd als bedoeld in artikel 1:345 BW. De overeenkomst is op grond van artikel 1:347 BW rechtsgeldig vernietigd door de vader van [de minderjarige]. Dexia is daarom gehouden het onverschuldigd door of namens [de minderjarige] . betaalde terug te betalen.
Dexia heeft daarnaast haar zorgplicht geschonden. Zij heeft daarom tegenover [de minderjarige] . onrechtmatig gehandeld en is op die grond gehouden de namens [de minderjarige] . aan Värde betaalde bedragen terug te betalen.
3.3
Dexia heeft als verweer gevoerd dat het recht om de overeenkomst te vernietigen op 2 november 2005 reeds was verjaard.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 1:345 lid 1 aanhef en onder d jo. artikel 1:253k BW dient de ouder een machtiging te vragen van de kantonechter om voor rekening van een minderjarige geld te lenen. Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst betrekking heeft op het lenen van geld. Artikel 1:345 lid 1 aanhef en onder d BW is daarom van toepassing. Aangezien door de moeder van [de minderjarige] . geen machtiging was gevraagd, was de overeenkomst op grond van artikel 1:347 BW vernietigbaar.
4.2
Op de vernietigingsbevoegdheid kan een beroep worden gedaan van de zijde van de minderjarige (artikel 1:347 lid 1 BW). Dat betekent dat de minderjarige zelf kan vernietigen wanneer hij meerderjarig is geworden, maar ook dat een wettelijk vertegenwoordiger namens de minderjarige kan vernietigen gedurende diens minderjarigheid. [eiser] . kon daarom een beroep doen op vernietiging van de overeenkomst.
4.3
Volgens Dexia is de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 aanhef en onder a BW van toepassing. Op grond van dat artikel verjaart de bevoegdheid tot vernietiging in geval van onbekwaamheid drie jaren nadat de onbekwaamheid is geëindigd of drie jaren nadat de handeling ter kennis van de wettelijk vertegenwoordiger is gekomen. In dit geval is de overeenkomst aangegaan door de moeder van [de minderjarige] . als diens wettelijk vertegenwoordiger. Dat zij voor het aangaan van de overeenkomst een machtiging van de kantonrechter behoefde, maakt niet dat zij onbekwaam was als bedoeld in artikel 3:52 lid 1 BW juncto artikel 3:32 BW. De verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 aanhef en onder a BW is daarom niet van toepassing.
4.4
Wel van toepassing is de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 aanhef en onder d BW. Op grond van dit artikellid verjaart de bevoegdheid tot vernietiging drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze toekomt, ten dienste is komen te staan. Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze bepaling in dit geval zo worden uitgelegd dat de bevoegdheid tot vernietiging in beginsel ten dienste is komen te staan op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt. Met de invoering van artikel 1:345 en artikel 1:347 BW is immers beoogd de minderjarige te beschermen tegen handelingen van zijn ouders of voogd. Daarmee verhoudt zich niet dat de verjaringstermijn zou gaan lopen op het moment dat de minderjarige nog onder het bewind staat van dezelfde wettelijk vertegenwoordiger als die de overeenkomst is aangaan (Hof Den Haag 16 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:264). De bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst was op 2 november 2005 dus nog niet verjaard.
4.5
Partijen zijn het erover eens dat, uitgaande van een geldig beroep op de vernietigbaarheid, het door [de minderjarige] . aan Dexia betaalde bedrag van € 2.178,- moet worden terugbetaald. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen. De wettelijke rente hierover is verschuldigd over de tijd dat de schuldenaar in verzuim is geweest (artikel 6:119 lid 1 BW). In het geval van onverschuldigde betaling raakt de schuldenaar van rechtswege in verzuim wanneer hij het goed te kwader trouw heeft aangenomen. Van kwade trouw is sprake indien degene die een prestatie ontvangt weet of vermoedt dat deze niet verschuldigd is. Het criterium is zuiver subjectief van aard; een ‘behoren te weten’ is onvoldoende om van kwade trouw te spreken (TM, Parl. Gesch. 6, p. 812).
4.6
[eiser] . heeft gesteld dat Dexia bij het aangaan van de overeenkomst er al van op de hoogte was dat [de minderjarige] . minderjarig was, maar hij heeft dat verder niet onderbouwd. Uit de stukken die [naam] in dat kader heeft overgelegd, blijkt slechts dat Dexia ervan op de hoogte was dat bij een minderjarige machtiging van de kantonrechter is vereist, maar niet dat zij ervan op de hoogte was dat de onderhavige overeenkomst vernietigbaar was. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 29 december 2005. Uit de op die dag door Dexia verzonden brief mocht [eiser] . immers afleiden dat Dexia niet tot betaling zou overgaan. Dexia is daarom vanaf dat moment op grond van artikel 6:83 aanhef en onder c BW in verzuim.
4.7
[eiser] . vordert voorts een bedrag van € 545,28 dat hij stelt te hebben betaald aan Värde Investment Ireland Limited [hierna: Värde] aan wie Dexia de vordering tot betaling van de restschuld heeft overgedragen. [eiser] . legt hieraan ten grondslag dat Dexia onrechtmatig tegenover [de minderjarige] . heeft gehandeld en op die grond gehouden is aan [de minderjarige] . terug te betalen (een deel van) het bedrag dat namens hem is betaald aan Värde.
4.8
Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 1998 (NJ 1999, 285 (MeesPierson-Ten Bos)) kan worden afgeleid dat een bank de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige behoort te waarschuwen wanneer de door de wettelijk vertegenwoordiger gewenste overeenkomst strijdig is met het uitgangspunt dat het vermogen van minderjarigen op niet speculatieve wijze behoort te worden belegd.
4.9
Een waarschuwingsplicht zoals hiervoor bedoeld, kan niet worden afgeleid uit de – nadien – door de Hoge Raad gewezen arresten met betrekking tot de bijzondere zorgplicht van een bank bij het aanbieden van effectenleaseovereenkomsten. Geen van deze arresten heeft echter betrekking op overeenkomsten die waren aangegaan namens een minderjarige. Uit die arresten kan daarom niet worden afgeleid dat de Hoge Raad op het arrest MeesPierson-Ten Bos heeft willen terugkomen. Hetgeen Dexia heeft aangevoerd geeft evenmin aanleiding om daarvan af te wijken.
4.1
Dexia heeft niet weersproken dat zij de wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige] . niet heeft gewaarschuwd als hiervoor bedoeld. Dexia heeft daarmee onrechtmatig gehandeld tegenover [de minderjarige] . en is op die grond gehouden de door [de minderjarige] . geleden schade te vergoeden. De wettelijke rente daarover is verschuldigd vanaf de dag van de betaling.
4.11
De hiervoor bedoelde waarschuwingsplicht is erop gericht te voorkomen dat een wettelijk vertegenwoordiger namens de minderjarige een overeenkomst aangaat waarbij het vermogen van de minderjarige op speculatieve wijze wordt belegd. In dat geval zal de wettelijk vertegenwoordiger immers minder snel een dergelijke overeenkomst aangaan. Bij schending van die waarschuwingsplicht kunnen de in het kader van de overeenkomst betaalde bedragen in beginsel als schade worden aangemerkt. Voor zover Dexia heeft willen betogen dat moeder van [de minderjarige] . de overeenkomst ook zou zijn aangegaan als wel was gewaarschuwd, heeft zij dat standpunt onvoldoende onderbouwd.
4.12
De vernietiging van de overeenkomst heeft tot gevolg dat [eiser] . het aan Värde betaalde bedrag van Värde als onverschuldigd kan terugvorderen. [eiser] . heeft echter onweersproken gesteld dat terugvordering in dit geval niet mogelijk is omdat Värde in staat van liquidatie is. De aan Värde betaalde bedragen kunnen daarom als schade worden aangemerkt.
4.13
Dexia heeft verder als verweer gevoerd dat een deel van de schade voor rekening van [de minderjarige] . moet komen. Naar het oordeel van de kantonrechter vereist de billijkheid echter dat de schade in dit geval geheel voor rekening van Dexia blijft. Een ander oordeel verhoudt zich niet met de met de waarschuwingsplicht beoogde bescherming van de minderjarige. De gevraagde verklaring van recht zal daarom worden toegewezen.
4.14
De door [eiser] . gestelde werkzaamheden hebben geen betrekking op de vaststelling van schade of aansprakelijkheid. Dexia heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat er (wel) kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De door [eiser] . gestelde werkzaamheden geven geen aanleiding om af te wijken van de tarieven die daarbij in beginsel worden gehanteerd. De buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden vastgesteld aan de hand van Rapport Voorwerk II op € 535,50 De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen, nu daartegen verder geen verweer is gevoerd.
4.15
De vordering om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat elke registratie op naam van [de minderjarige] . bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald wordt afgewezen. [eiser] . heeft tegenover de betwisting van Dexia onvoldoende gemotiveerd gesteld dat er een BKR-registratie bestaat.
4.16
Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor toewijzing van de daadwerkelijk gemaakte kosten bestaat geen aanleiding. Daarvoor is slechts grond indien de wijze van procederen van Dexia kan worden aangemerkt als misbruik van recht dan wel als een onrechtmatige daad. Daarvan is hier geen sprake.

5.De beslissing

De kantonrechter
:
verklaart voor recht dat de overeenkomst (met nummer 76083966) rechtsgeldig is vernietigd en veroordeelt Dexia om aan [eiser] .(als wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige] .) te betalen een bedrag van € 2.178,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 december 2005 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart voor recht dat Dexia door het schenden van haar zorgplichten onrechtmatig heeft gehandeld jegens [de minderjarige] . en aansprakelijk is voor de schade door betalingen door of namens hem ter zake de vordering van de restschuld van litigieuze overeenkomst 76083966 welke door Dexia is gecedeerd aan Värde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2008 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Dexia om aan [naam] te betalen een bedrag van € 535,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] . vastgesteld op € 78,- aan griffierecht, € 94,19 aan dagvaardingskosten en € 300,- aan salaris voor de gemachtigde; en indien Dexia niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 50 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371