Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2018 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren: e) niet te lijden hebben van een langdurig gebrek aan voer of drinkwater. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Dieren werden niet uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in Bijlage I, want de dieren werden niet met beide poten aangehaakt. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, Hoofdstuk II, punt 6.2, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Het doden van dieren en de daarmee verband houdende activiteiten werden niet uitgevoerd door personeel dat over het passende vakbekwaamheidsniveau beschikt om dit te kunnen doen zonder enige vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bij de dieren te veroorzaken. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 7, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- De bedrijfsexploitant heeft het doden van dieren niet uitgevoerd overeenkomstig de standaardwerkwijzen om te waarborgen dat het doden en de daarmee verband houdende activiteiten overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 plaatsvinden. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 6, eerste en tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- De bedrijfsexploitant heeft het doden van dieren niet uitgevoerd overeenkomstig de standaardwerkwijzen om te waarborgen dat het doden en de daarmee verband houdende activiteiten overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 plaatsvinden. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 6, eerste en tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
- De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst of abnormaal gedrag vertonen. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van Verordening 1099/2009 overtreden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de hoogte van de dwangsom;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 8.820,- is verschuldigd;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op boetezaak 201700504, maar laat de rechtsgevolgen van dit vernietigde deel in stand;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op boetezaken 201701768 en 201700592 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van dit vernietigde deel van het bestreden besluit;
- herroept de primaire besluiten van 7 april 2017 en 14 april 2017 in boetezaken 201701768 en 201700592;
- stelt de hoogte van de boete in boetezaak 201700592 vast op in totaal € 2.500,-;
- laat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de overige boetezaken in stand;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 540,08,-.