ECLI:NL:RBROT:2018:7908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
21 september 2018
Zaaknummer
ROT 18/2185
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijk strafontslag van politieambtenaar wegens drugsgebruik in privétijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2018 uitspraak gedaan over het onvoorwaardelijk strafontslag van een politieambtenaar, eiseres, wegens ernstig plichtsverzuim. Eiseres was werkzaam als Generalist tactische opsporing en werd geconfronteerd met beschuldigingen van drugsgebruik. Het primaire besluit van de korpschef, verweerder, om eiseres met ingang van 4 oktober 2017 onvoorwaardelijk te ontslaan, was gebaseerd op artikel 77 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Eiseres had in een intern onderzoek toegegeven dat zij Ayahuasca had gebruikt en werd verdacht van het gebruik van XTC, wat zij aanvankelijk ontkende. Tijdens de hoorzitting gaf zij echter toe dat de WhatsApp-berichten over XTC van haar afkomstig waren en dat zij deze middelen had gebruikt in een moeilijke periode van haar leven.

De rechtbank oordeelde dat eiseres zich als politieambtenaar had moeten onthouden van drugsgebruik, ook in haar privétijd, en dat zij had moeten beseffen dat haar contacten met een persoon die betrokken was bij de drugshandel, onacceptabel waren. De rechtbank vond het plichtsverzuim toerekenbaar aan eiseres, ondanks haar beroep op persoonlijke omstandigheden en psychische problemen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en het belang van een integere politieorganisatie. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 18/2185

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres]

gemachtigde: mr. F. Aarts,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: mr. L. Stegeman.

Procesverloop

Bij het besluit van 27 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) met ingang van 4 oktober 2017 aan eiseres de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim.
Bij besluit van 13 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2018. Eiseres is verschenen. bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon 2], plaatsvervangend sectorhoofd district Zuid-Holland-Zuid.

Overwegingen

1.1.
Eiseres was werkzaam als Generalist tactische opsporing bij de districtsrecherche [[plaats]]. Nadat er een verdachte, [persoon 1] ([persoon 1]), was aangehouden in verband met een bij hem thuis aangetroffen hennepkwekerij, werden in een mobiele telefoon van [persoon 1] gegevens van eiseres in de contactenlijst gevonden, WhatsApp berichten tussen [persoon 1] en eiseres en WhatsApp berichten van [persoon 1] met een derde die over eiseres gingen.
Op 6 april 2017 vond hierover een gesprek plaats tussen eiseres, haar leidinggevende [persoon 2] en [persoon 3], werkzaam bij de districtsrecherche. Daarbij werd een intern onderzoek door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) aangezegd. Eiseres mocht hangende het onderzoek niet werken, wat bij brief van 6 april 2017 werd bevestigd.
1.2.
De afdeling VIK heeft eiseres tweemaal gehoord en het strafrechtelijk dossier van [persoon 1] verkregen na toestemming van het Openbaar Ministerie. De volledige uitgelezen inhoud van de in beslag genomen mobiele telefoons van [persoon 1] werd nogmaals bestudeerd. Op 14 juni 2017 werd rapport uitgebracht. Het twee keer bij een ritueel gebruiken van Ayahuasca, een hallucinogene drank die op lijst I van de Opiumwet staat, werd door eiseres toegegeven. Dit gebruik was volgens haar niet strafbaar. Uit de WhatsApp gesprekken met [persoon 1] leidde verweerder af dat eiseres XTC-pillen had gebruikt en nieuwe XTC-pillen bij [persoon 1] wilde komen halen. Eiseres stelde dat de WhatsApp berichten niet van haar afkomstig waren en dat zij haar telefoon regelmatig uitleent. Eiseres ontkende XTC in haar bezit te hebben gehad en te hebben gebruikt en weigerde een haartest. Verweerder heeft bij brief van 20 juli 2017 het voornemen kenbaar gemaakt eiseres ontslag te verlenen. Eiseres heeft daarop haar zienswijze gegeven, waarna verweerder het primaire besluit heeft genomen.
1.3.
Eiseres tekende bezwaar aan en meldde tijdens de hoorzitting dat ze eerder niet naar waarheid had verklaard over het drugsgebruik. De WhatsApp berichten over de XTC zijn wel van haar afkomstig. Eiseres heeft thuis circa vijf keer XTC gebruikt, die ze heeft gekregen via een vriendin of via [persoon 1]. De reden voor het gebruik waren meerdere sterfgevallen in haar directe omgeving in korte tijd, waardoor het niet goed met haar ging. Ter zitting verklaarde eiseres dat zij ten tijde van het onderzoek uit paniek had gehandeld.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres soft- en harddrugs in haar bezit had en heeft gebruikt en dat eiseres wist of had moeten weten dat [persoon 1] zich inliet met handel in (hard)drugs en daarmee een circuit vertegenwoordigde waarmee eiseres zich als politieambtenaar niet diende in te laten. Dit wordt als toerekenbaar en ernstig plichtsverzuim gezien.
3. Eiseres voert aan dat ze zich ervan bewust is dat ze zich niet heeft gedragen als een goed politieambtenaar door het gebruik van XTC buiten diensttijd en dat verweerder dit terecht als plichtsverzuim beschouwt. Eiseres betoogt dat volstaan had moeten worden met een voorwaardelijk disciplinair ontslag of een lichtere maatregel, omdat de straf van onvoorwaardelijk ontslag disproportioneel is. Uit een door eiseres overgelegd rapport van psycholoog L. Egbers van 3 juli 2018 (het rapport) blijkt volgens eiseres dat zij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) die mogelijk deels werkgerelateerd is. Eiseres neemt, onder verwijzing naar de Handleiding sanctionering integriteitsschendingen, het standpunt in dat het plichtsverzuim haar in verminderde mate kan worden toegerekend en dat verweerder haar persoonlijke omstandigheden en de PTSS onvoldoende bij de afweging over de hoogte van de straf heeft betrokken.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
3.1.
Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
3.2.
Vaststaat dat eiseres meerdere keren XTC en Ayahuasca, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft gekocht en gebruikt. Eiseres heeft de XTC (ook) van [persoon 1] gekregen, met wie ze geregeld omging. Als politieambtenaar had eiseres op zijn minst moeten vermoeden dat [persoon 1] zich met criminele activiteiten zou kunnen bezighouden en daarmee een circuit vertegenwoordigde waarmee eiseres zich vanuit haar functie als politieambtenaar niet diende in te laten. Eiseres heeft dit niet verder uitgezocht en is met [persoon 1] blijven omgaan. Door de aankoop en het gebruik van harddrugs heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim.
3.3.
De vraag of het plichtsverzuim toerekenbaar is, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 11 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4155) een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is niet doorslaggevend of het gedrag psychopathologisch verklaarbaar is, maar of de betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend.
3.4.
Met het rapport en de verwijzing naar haar persoonlijke omstandigheden heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de ontoelaatbaarheid van haar gedrag niet heeft kunnen inzien en niet daarnaar heeft kunnen handelen. Eiseres heeft er in een voor haar moeilijke periode voor gekozen om meermalen drugs te gebruiken, terwijl ze als politieambtenaar wist of moest weten dat dit niet zou worden getolereerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar psychische gesteldheid geen andere keus had. Het plichtsverzuim kan daarom naar het oordeel van de rechtbank volledig aan eiseres worden toegerekend.
4. Eiseres betoogt dat het onvoorwaardelijk ontslag onevenredig is en wijst daarbij op haar persoonlijke (medische) omstandigheden en het gegeven dat ze ruim twintig jaar heeft gefunctioneerd als goed ambtenaar. Verder voert eiseres aan dat haar wordt verweten dat het in haar te stellen vertrouwen in ernstige mate is geschonden, maar dat de haar verweten gedragingen al half februari 2017 bij verweerder bekend waren. Eind februari 2017 is haar nog gevraagd deel uit te maken van een team dat een moordonderzoek deed, waaraan zij heeft gewerkt tot zij op 6 april 2017 opeens niet meer mocht werken. Hierdoor komt volgens eiseres de schending van het vertrouwen in een ander daglicht te staan.
Dit betoog slaagt niet.
4.1.
De rechtbank acht van belang dat eiseres meerdere keren harddrugs heeft gebruikt en contact heeft gehad met [persoon 1] die haar XTC heeft verschaft. De beroepscode politie schrijft voor dat hard- of softdrugsgebruik niet wordt getolereerd. Dat verweerder drugsgebruik als hier aan de orde in beginsel bestraft met disciplinair ontslag, acht de rechtbank niet onjuist. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het belang bij een betrouwbare en integere politieorganisatie zeer zwaar weegt. Daar komt bij dat eiseres in eerste instantie haar drugsgebruik ten stelligste heeft ontkend en pas tijdens de hoorzitting in bezwaar, nadat zij al was ontslagen, heeft toegegeven. Dit doet ook afbreuk aan het vertrouwen dat verweerder in eiseres moet kunnen stellen. Dat eiseres lang bij de politie heeft gewerkt en het moeilijk had, zijn geen bijzondere omstandigheden waarin verweerder aanleiding had moeten zien eiseres een minder zware straf op te leggen.
Dat het tot 6 april 2017 heeft geduurd totdat eiseres haar werkzaamheden niet meer mocht verrichten, maakt het strafontslag niet onrechtmatig. Eind februari 2017 wist verweerder alleen dat eiseres voorkwam in de contactenlijst van [persoon 1] en dat zij via WhatsApp berichten hadden uitgewisseld. Dit was voor verweerder onvoldoende reden om eiseres te schorsen; hij wilde eerst nader onderzoek doen. Dit acht de rechtbank niet onbegrijpelijk of onjuist. Begin april 2017 was er meer informatie bekend en is eiseres alsnog geschorst.
5. Eiseres voert ten slotte aan dat op grond van artikel 2.3 van het Mandaatbesluit politie januari 2017 het voorgenomen disciplinair ontslag ten onrechte niet is voorgelegd voor toetsing door het Landelijk Strafmaatoverleg, een landelijk afstemmingsoverleg voor disciplinaire bestraffing. Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat dit overleg in het leven is geroepen bij de totstandkoming van de Nationale politie om uniformiteit in de strafmaat te bereiken en dat dit overleg plaatsvindt door bij wijze van intern beraad het voornemen tot ontslag voor te leggen aan een aantal juristen in dienst van verweerder. In het geval van eiseres is dit gebeurd door het ontslagvoornemen toe te zenden aan de juristen die volgens het rooster dienst hadden en telefonisch hun mening over de voorgenomen straf te peilen. De gemachtigde van verweerder heeft dit gedaan en daar zijn volgens haar geen stukken van. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen en eiseres heeft dergelijke redenen ter zitting ook niet genoemd. Het betoog slaagt niet.
6. Nu sprake is van toerekenbaar plichtsverzuim was verweerder bevoegd tot het opleggen van een disciplinaire straf. Gezien de aard en ernst van de verweten gedragingen is de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag, hoe invoelbaar de moeilijke persoonlijke omstandigheden van eiseres ook waren, niet onevenredig aan het plichtsverzuim. Verweerder mag van politieambtenaren verwachten ook in moeilijke omstandigheden af te zien van drugsgebruik en er alert op te zijn of hun kennissen en vrienden banden hebben met het criminele circuit.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. W.P.M. Jurgens en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 24 september 2018.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.