Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
AON NEDERLAND C.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 september 2017, met negen producties,
- de conclusie van antwoord, met zeven producties,
- de brief van 10 januari 2018 waarin een comparitie van partijen wordt gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2018.
2.De feiten
- Hoofdgebouw EUR 1.000.000
- Paviljoen Elandhuis EUR 600.000
- Technische ruimte EUR 200.000
3.Het geschil
4.De beoordeling
Schending zorgplicht?
“afgesproken [is] om de waardebepaling nog even uit te stellen. Dit in afwachting van mogelijke verhuur...”. In de notitie van 27 juli 2016 staat –voor zover relevant – vermeld:
“(…) 13.05.2016 (…) voorlopige dekking geregeld voor drie panden (…) 03.06.2016 (…) klant maakt nog geen gebruik van aanbod waardeverslag/bepaling”.De rechtbank stelt vast dat beide notities dezelfde strekking hebben en de datum van 3 juni 2016 vermelden, zodat kennelijk sprake is van twee notities die zien op hetzelfde gesprek. Nog los van de vraag of tijdens dit gesprek is gesproken de drie verzekerde panden, hetgeen [eiser] betwist, kan uit deze notities niet volgen dat [eiser] definitief van het opmaken van een waardeverslag wilde afzien. Immers de waardebepaling werd
‘uitgesteld’in afwachting van mogelijke verhuur dan wel maakte [eiser]
‘nog’geen gebruik van het aanbod van een waardebepaling. Nu [eiser] had aangegeven een waardebepaling te willen laten uitvoeren en er geen sprake was van het definitief afzien daarvan, had het op de weg van Aon gelegen om op een later moment alsnog aan te dringen op een waardebepaling, dan wel bij [eiser] te verifiëren of hij hiervan definitief wilde afzien. Gesteld noch gebleken is dat Aon dit heeft gedaan. Dit terwijl de periode van 9 maanden nadat tot uitstel werd besloten (op 3 juni 2016) tot aan de brand (op 5 maart 2017) daartoe meer dan voldoende gelegenheid bood.
2.148,00(2,0 punten× tarief € 1.074,00)