ECLI:NL:RBROT:2018:7718
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. De eiser, een Algerijnse vreemdeling geboren op 5 mei 2000, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 29 augustus 2018, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 september 2018 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de Staatssecretaris wel aanwezig was. De rechtbank heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of eiser nog procesbelang had bij het beroep, gezien het feit dat hij met onbekende bestemming uit de opvang was vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser op 6 september 2018 had aangegeven niet ter zitting te verschijnen en dat het laatste contact met eiser via zijn broer op 15 augustus 2018 had plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van de gemachtigde dat zij nog in contact staat met de broer van eiser onvoldoende is om procesbelang aan te nemen. Aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en er geen actuele informatie over zijn verblijfplaats is, neemt de rechtbank aan dat hij geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van belang. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.