ECLI:NL:RBROT:2018:7718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
NL18.15873
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. De eiser, een Algerijnse vreemdeling geboren op 5 mei 2000, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 29 augustus 2018, weigerde de aanvraag in behandeling te nemen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 13 september 2018 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de Staatssecretaris wel aanwezig was. De rechtbank heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of eiser nog procesbelang had bij het beroep, gezien het feit dat hij met onbekende bestemming uit de opvang was vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser op 6 september 2018 had aangegeven niet ter zitting te verschijnen en dat het laatste contact met eiser via zijn broer op 15 augustus 2018 had plaatsgevonden.

De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van de gemachtigde dat zij nog in contact staat met de broer van eiser onvoldoende is om procesbelang aan te nemen. Aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en er geen actuele informatie over zijn verblijfplaats is, neemt de rechtbank aan dat hij geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van belang. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.15873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.16874, plaatsgevonden op 13 september 2018. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Algerijnse nationaliteit. Hij is geboren op 5 mei 2000.
2. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij het onderhavige beroep.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State, onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183) geeft een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde daarmee te kennen dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. In het bestreden besluit is opgenomen dat uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers blijkt dat eiser zonder de beslissing op zijn aanvraag af te wachten op of omstreeks 23 mei 2018 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. In de gronden van beroep heeft de gemachtigde van eiser aangegeven nog met eiser in contact te staan via zijn broer.
6. In de situatie dat een vreemdeling met onbekende bestemming uit de opvang vertrekt, is de enkele mededeling van de gemachtigde dat zij nog in contact staat onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Bij de beoordeling of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij nog belang heeft een inhoudelijke behandeling van het beroep kan onder meer een rol spelen op welk moment de gemachtigde voor het laatste contact heeft gehad met de vreemdeling, waar hij verblijft en waarom hij vertrokken is zonder de beslissing op zijn aanvraag af te wachten, dat hij verweerder niet op de hoogte heeft gesteld van zijn verblijfplaats en of hij ter zitting bij de rechtbank is verschenen.
7. Omdat de gemachtigde van eiser op 6 september 2018 te kennen heeft gegeven dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen, heeft de rechtbank telefonisch contact met de gemachtigde van eiser opgenomen om te vragen wanneer zij voor het laatst contact met hem heeft gehad en of zij op de hoogte is van zijn verblijfplaats. De gemachtigde heeft te kennen gegeven dat zij op 15 augustus 2018 voor het laatst Whatsapp-contact heeft gehad met de broer van eiser. Waar eiser op dit moment verblijft kon gemachtigde desgevraagd niet aangeven.
8. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken uit het asielzoekerscentrum, het laatste contact tussen gemachtigde en eiser dateert van vóór het bestreden besluit, dit contact verliep via zijn broer, zijn gemachtigde niet weet waar hij verblijft en hij ook niet ter zitting is verschenen, neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Niet is gebleken dat eiser desondanks nog belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
9. Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van belang.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Jansen, griffier.
digitale handtekening griffier digitale handtekening rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.