Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding d.d. 31 juli 2017, met producties;
- het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 6 september 2017;
- de verzetdagvaarding d.d. 11 oktober 2017, met producties;
- de brief van de rechtbank Rotterdam d.d. 29 november 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van de rechtbank Rotterdam d.d. 6 maart 2018, houdende een zittingsagenda;
- de brief van mr. Phea d.d. 12 april 2018, namens [eiser] , met bijlagen (producties 13 t/m 23);
- de brief van mr. Boender-Lamers d.d. 13 april 2018, namens [bedrijf (gedaagde)] , met bijlagen (producties 17 t/m 19);
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 26 april 2018.
2.De feiten
3.Het geschil in verzet (in conventie) en in reconventie
4.De beoordeling
3.414,00(2,0 punten* × tarief € 1.707,00)