Uitspraak
gevestigd te Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
€ 2.200,-- voor salaris.
6 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Transautex Food B.V. en de Ontvanger van de Belastingdienst Rijnmond. De zaak betreft de verjaring van het recht tot dwanginvordering van naheffingsaanslagen die aan Tysco Service B.V.B.A. waren opgelegd. Transautex, als eiseres tot cassatie, betwistte de aansprakelijkheid voor deze naheffingsaanslagen, die dateren uit de periode 1992 tot en met 1996, en stelde dat de vordering van de Ontvanger was verjaard. De Hoge Raad oordeelde dat de verjaring van het recht tot dwanginvordering tijdig en rechtsgeldig was gestuit door de betekening van een dwangbevel aan het parket van de officier van justitie, ondanks dat Tysco inmiddels was ontbonden.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de Ontvanger niet verplicht was om de vereffening van Tysco te heropenen om de verjaring te stuiten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Transautex hoofdelijk aansprakelijk was voor de loonheffing die Tysco aan de Ontvanger verschuldigd was. De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger de juiste procedure had gevolgd door gebruik te maken van artikel 54, leden 3 en 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de betekening van de akte van vervolging aan de ontbonden rechtspersoon.
Daarnaast werd het beroep van Transautex op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de Ontvanger niet gebonden was aan een eerdere uitlating van de inspecteur dat Transautex als eigenbouwer werd beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van Transautex niet slagen en dat de uitspraak van het hof in stand blijft. De kosten van het geding in cassatie werden aan Transautex opgelegd, begroot op een totaal van € 8.318,34.