In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 september 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een Turkse man, die verdacht werd van moord op 15 december 2016 te Vlaardingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De subsidiair ten laste gelegde doodslag is door de verdachte bekend, en dit feit is bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, wat betekent dat hij niet strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft in plaats daarvan een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. Dit besluit is genomen op basis van rapportages van deskundigen die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank heeft de TBS-maatregel opgelegd omdat deze een betere bescherming biedt voor de maatschappij dan de eerder geadviseerde plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben gevorderd in verband met de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, inclusief wettelijke rente, en heeft de verdachte verplicht om deze bedragen te betalen.