ECLI:NL:RBROT:2018:7285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
6823568 \ CV EXPL 18-13385
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geneeskundige behandelovereenkomst en de vraag wie de contractspartij is: de ouders of het kind?

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2018, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Servicebedrijf Pantein B.V. en [gedaagde], die in 2012 beviel van een dochter in het Maasziekenhuis Pantein. [gedaagde] was ten tijde van de bevalling niet verzekerd voor ziektekosten. Pantein vorderde betaling van de kosten van de bevalling, die in totaal € 3.577,86 bedroegen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat er een geneeskundige behandelovereenkomst is gesloten tussen Pantein en [gedaagde].

[gedaagde] betwist echter dat zij contractspartij is, en stelt dat haar moeder de overeenkomst heeft gesloten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] op het moment van de behandeling minderjarig was en dat haar ouders als wettelijke vertegenwoordigers optraden. De rechter concludeert dat Pantein er vanuit mocht gaan dat de ouders de overeenkomst namens [gedaagde] hebben gesloten, waardoor [gedaagde] zelf contractspartij is. De kantonrechter wijst de vordering van Pantein voor het grootste deel toe, met uitzondering van de kosten die betrekking hebben op de behandeling van de dochter van [gedaagde].

De rechter wijst de gevorderde rente van 11% af, omdat Pantein deze niet voldoende heeft onderbouwd. Wel wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten, en wordt zij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het méér of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6823568 \ CV EXPL 18-13385
uitspraak: 7 september 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Servicebedrijf Pantein B.V.,
gevestigd te Boxmeer,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.J. Oomkes.
Partijen worden hierna aangeduid als “Pantein” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 11 april 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 30 april 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de door Pantein ten behoeve van de comparitie van partijen toegezonden producties;
  • het proces-verbaal van de op 15 juni 2018 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] (geboren op [geboortedatum] 1995) is op 12 juli 2012 in het Maasziekenhuis Pantein bevallen van een dochter, [naam dochter]. [gedaagde] was op dat moment niet voor ziektekosten verzekerd.
2.2.
Maasziekenhuis Pantein heeft [gedaagde] op 12 juli 2012 een brief gegeven, waarin het volgende is opgenomen:
“(..) Helaas hebben wij met u moeten constateren dat u niet verzekerd bent voor de kosten die de bevalling in ons ziekenhuis met zich meebrengt. We willen u daarom verzoeken deze brief te ondertekenen, waarmee u toezegt de kosten van de bevalling na ontvangst van de rekening aan het ziekenhuis te voldoen.(..)”
De moeder van [gedaagde], mevrouw [moeder gedaagde], heeft deze brief voor akkoord getekend.
2.3.
Bij factuur van 13 juli 2012 heeft Pantein de kosten voor de controle en bevalling die door [gedaagde] en haar dochter is genoten in het Maasziekenhuis Pantein in rekening gebracht bij [gedaagde]. Deze kosten bedragen voor [gedaagde] in totaal € 3.393,98 en voor haar dochter € 183,88. De totale factuur bedraagt daarmee € 3.577,86.

3.De vordering

3.1.
Pantein heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.577,86 aan hoofdsom, € 2.005,56 aan verschenen rente en € 482,79 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 11% per jaar over € 3.577,86 te berekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. Tevens heeft Pantein gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Pantein heeft aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd. In opdracht en/of voor rekening van [gedaagde] heeft Pantein medische handelingen verricht. Pantein heeft de factuur aan [gedaagde] gezonden, omdat [gedaagde] niet voor ziektekosten verzekerd was. [gedaagde] heeft de factuur echter niet betaald. Op grond van artikel 6:96 BW heeft Pantein daarnaast betaling gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is [gedaagde] volgens Pantein de overeengekomen rente van 11% per jaar verschuldigd, omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de factuur.

4.Het verweer

[gedaagde] heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. [gedaagde] betwist dat zij een behandelingsovereenkomst heeft gesloten met Pantein. Zij is op 12 juli 2012 bevallen van haar dochter en door haar ouders voor de bevalling meegenomen naar het ziekenhuis. [gedaagde] was tot 1 februari 2012 voor de ziektekosten meeverzekerd op de polis van haar vader. Omdat haar vader aangemeld was als wanbetaler en niet geregistreerd stond in de gemeentelijke basisregistratie, is de familie [gedaagde] per 1 februari 2012 uitgeschreven uit de zorgverzekering. De ouders van [gedaagde] waren verplicht geweest om een zorgverzekering af te sluiten voor [gedaagde] en waren op grond van artikel 1:247 BW verplicht om [gedaagde] te verzorgen, zodat zij verantwoordelijk zijn voor de medische kosten van [gedaagde].
[gedaagde] betwist dat zij het door haar moeder ondertekende formulier van 12 juli 2012 heeft gezien. Zij is geen contractspartij geworden omdat haar moeder het formulier heeft ondertekend. De moeder van [gedaagde] heeft alleen zichzelf gebonden en is daarom de contractspartij.
Voor zover de vordering ziet op kosten voor de dochter van [gedaagde] kan Pantein die indienen bij de zorgverzekering DSW, omdat de dochter van [gedaagde] per 8 augustus 2012 daar verzekerd is.
Subsidiair heeft [gedaagde] een beroep gedaan op rechtsverwerking, omdat Pantein lang heeft gewacht om [gedaagde] in rechte te betrekken.
De door Pantein gevorderde buitengerechtelijke kosten en contractuele rente van 11% worden ook betwist door [gedaagde].

5.De beoordeling

5.1.
Volgens Pantein moet [gedaagde] de factuur van 13 juli 2012 betalen die zag op de kosten van haar bevalling. [gedaagde] betwist echter dat zij contractspartij is. Volgens [gedaagde] zijn haar ouders of is haar moeder de contractspartij.
5.2.
[gedaagde] was ten tijde van de medische behandeling minderjarig, want zij was 17 jaar. Op grond van artikel 1:234 BW zijn minderjarigen in beginsel onbekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen. Dit betekent dat de ouders, als wettelijk vertegenwoordigers, opdracht moeten geven voor het verrichten van rechtshandelingen door minderjarigen, zoals in dit geval het verrichten van een medische behandeling. In artikel 7:447 BW is een uitzondering opgenomen op de onbekwaamheid van minderjarigen als het gaat om een geneeskundige behandelingsovereenkomst (hierna: de behandelingsovereenkomst). Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt is volgens artikel 7:447 BW bekwaam om een dergelijke overeenkomt ten behoeve van zichzelf aan te gaan.
5.3.
Door [gedaagde] is betwist dat zij zelf de behandelovereenkomst ten behoeve van zichzelf is aangegaan en daarmee dus dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:447 BW. Ook als hiervan uit wordt gegaan, dan is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter wel contractspartij bij de overeenkomst. Volgens [gedaagde] is zij door haar ouders naar het ziekenhuis gebracht en is zij daar bevallen van haar dochter. De ouders hebben dus de behandelingsovereenkomst gesloten met Pantein. Dit betekent echter niet dat de ouders ook contractspartij zijn geworden bij de overeenkomst. Volgens vaste rechtspraak is het namelijk zo dat als partijen bij het aangaan van de behandelingsovereenkomst zich niet expliciet erover hebben uitgesproken of de ouders voor zichzelf dan wel in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun kind, dan wel in beide hoedanigheden tegelijk optraden, dan mag de wederpartij (in dit geval Pantein) ervan uitgaan dat de ouders de overeenkomst als wettelijke vertegenwoordigers van hun kind uitsluitend in naam van het kind sloten (Hoge Raad, 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7041). Niet gebleken is dat in deze zaak afspraken zijn gemaakt over de rol van de ouders van [gedaagde]. Uit de brief van 12 juli 2012 die door de moeder van [gedaagde] is ondertekend voor akkoord blijkt ook niet dat de moeder voor haarzelf optrad. Pantein mocht er daarom van uitgaan dat de ouders van [gedaagde] optraden als wettelijke vertegenwoordigers en dus de behandelingsovereenkomst namens [gedaagde] hebben gesloten. Dit betekent dat [gedaagde] de contractspartij is bij de behandelingsovereenkomst.
5.4.
[gedaagde] is derhalve zelf gehouden tot betaling van de factuur van Pantein voor zover die op kosten voor haarzelf ziet ten bedrage van € 3.393,98. Dat haar ouders ten onrechte geen ziektekostenverzekering voor haar hadden afgesloten en op grond van artikel 1:247 BW verantwoordelijk zijn voor de verzorging van [gedaagde] maakt het voorgaande niet anders. Als [gedaagde] haar ouders aansprakelijk wil houden voor de kosten, dan zal zij daartoe zelf stappen moeten ondernemen. In deze zaak speelt alleen de rechtsverhouding tussen Pantein en [gedaagde]. Met de ouders van [gedaagde] heeft Pantein niets te maken, omdat [gedaagde] de contractspartij is en niet haar ouders.
5.5.
Voor wat betreft de kosten die zien op de dochter van [gedaagde] ten bedrage van € 183,88 is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] bij die behandelingsovereenkomst geen contractspartij is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet ervan uit worden gegaan dat de behandelingsovereenkomst is gesloten tussen [naam dochter] en Pantein, omdat niet gebleken is dat [gedaagde] voor zichzelf optrad. [gedaagde] is weliswaar de wettelijke vertegenwoordiger van [naam dochter], maar in die hoedanigheid is zij in deze procedure niet gedagvaard. Dit betekent dat de kosten die zien op de behandeling van de dochter van [gedaagde] worden afgewezen.
5.6.
[gedaagde] heeft subsidiair een beroep gedaan op rechtsverwerking. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is enkel tijdsverloop echter onvoldoende. Er zal volgens vaste rechtspraak moeten blijken van bijzondere bijkomende omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Pantein haar aanspraak op betaling van de verrichte werkzaamheden niet meer geldend zou maken, hetzij [gedaagde] onredelijk zouden worden benadeeld indien Pantein alsnog met een rekening komt waarvan zij betaling verlangt. Naast het tijdsverloop heeft [gedaagde] gesteld dat zij door het lang stil zitten van Pantein in haar verhaalsmogelijkheden jegens haar ouders ernstig is beperkt. Dit is door [gedaagde] echter onvoldoende onderbouwd. Als [gedaagde] geen contact meer heeft met haar ouders dan betekent dat niet dat zij de kosten niet meer op hen kan verhalen. Daarnaast heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat zij ten opzichte van haar zorgverzekeraar beperkt is, omdat er een verkorte verjaringstermijn geldt van drie jaar. Vaststaat echter dat [gedaagde] zelf niet verzekerd was voor ziektekosten ten tijde van de medische behandeling, zodat niet valt in te zien waarom zij ten aanzien van haarzelf beperkt is ten opzichte van haar zorgverzekeraar door het lange wachten van Pantein. Daarnaast is de vordering ten aanzien van de dochter van [gedaagde] afgewezen, zodat ten aanzien daarvan het beroep op rechtsverwerking geen doel meer treft.
5.7.
De door Pantein gevorderde rente van 11% wordt afgewezen, omdat na de betwisting door [gedaagde] niet door Pantein is onderbouwd op grond waarvan [gedaagde] een rente van 11% verschuldigd is.
5.8.
Pantein heeft voorts aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en sprake is van een geldvordering op grond van een overeenkomst. Het door Pantein gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, namelijk het afwijzen van een deel van de hoofdsom, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, zijnde € 464,40. Dat Pantein een verkeerd tarief aan rente heeft vermeld in de 14-dagenbrief maakt dit niet anders, omdat de buitengerechtelijke incassokosten niet gebaseerd zijn op de rente maar alleen op de hoofdsom.
5.9.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Pantein tegen kwijting te betalen € 3.858,38 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Pantein vastgesteld op € 564,65 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688