ECLI:NL:RBROT:2018:6814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
10/750231-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer en voorbereiding van cocaïne

Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 11,99 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juni 2017 samen met een medeverdachte op het terrein van een bedrijf in Rotterdam is geweest, waar zij cocaïne uit een schip hebben gehaald. De verdachte heeft geprobeerd het terrein te verlaten met de cocaïne, maar werd door de beveiliging tegengehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de feiten om te worden veroordeeld voor medeplegen van de invoer van cocaïne en de voorbereiding daarvan. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden op, met de voorwaardelijke straf en de opgelegde voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving zwaar wogen, en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een ander strafbaar feit. De rechtbank besloot dat het adolescentenstrafrecht niet van toepassing was, ondanks het advies van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750231-17
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Grip heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 primair en 2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat – kort gezegd – de betrokkenheid van de verdachte zodanig (beperkt) is geweest dat niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van medeplegen van de aan hem verweten feiten. Als daarover anders wordt gedacht dan is nog aangevoerd dat voor de hoeveelheid cocaïne moet worden uitgegaan van het gewicht van enkel de twee pakketten waar monsters van zijn genomen en die zijn getest.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat door de verdachte twee auto’s zijn gehuurd, dat hij en de medeverdachte [naam medeverdachte] zich op 22 juni 2017 omstreeks 18:00 uur in één van die auto’s bij de beveiliging van de firma [naam bedrijf] in Rotterdam hebben gemeld en dat zij na controle van hun eerdere aanmelding per email en hun ID-bewijzen tot het terrein zijn toegelaten. Tijdens hun verblijf op dat terrein heeft de verdachte telefonisch contact gehad met een derde persoon, een partij cocaïne gehaald uit het schip [naam schip] dat daar lag aangemeerd en (vervolgens) geprobeerd hiermee in hun auto het terrein te verlaten. Vaststaat dat zij daarin niet zijn geslaagd en dat zij bij de uitgang door de beveiliging zijn tegengehouden, waarna de verdachte te voet en later met de andere door hem gehuurde auto is weten weg te komen. [naam medeverdachte] is ter plaatse aangehouden. Aan de hand van die vaststellingen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De beschreven gedragingen van de verdachte wijzen erop dat het de bedoeling was om de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Ook kan uit het voorgaande bezwaarlijk anders worden geconcludeerd dan dat hij dit samen met anderen heeft gedaan, in de zin van medeplegen.
De verklaring van de verdachte dat niet hij op het terrein is geweest, maar een niet nader genoemde persoon die op hem lijkt en kennelijk beschikte over zijn paspoort, acht de rechtbank in het licht van de verklaring van [naam medeverdachte] (die geruime tijd met hem heeft doorgebracht) niet aannemelijk geworden.
Voor zover verweer is gevoerd met betrekking tot de hoeveelheid cocaïne, wordt de verdediging daarin evenmin gevolgd. Er zijn twaalf pakketten van in totaal 11,99 kilogram in de auto en op de medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen. Uit de indicatieve test van de politie is gebleken dat het om cocaïne gaat. Uit twee pakketten zijn monsters genomen en bij het Douane Laboratorium onderzocht en ook die monsters zijn positief getest op cocaïne. De rechtbank overweegt dat de door de politie uitgevoerde indicatieve test gecombineerd met de testen uitgevoerd bij de Douane Laboratorium, de verklaring van de verdachte dat hij wist dat het om drugs ging en de beschrijving van de aangetroffen pakketten, voldoende is om wettig en overtuigend bewezen te achten dat er sprake was van 11,99 kilogram cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij op 22 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 11,99 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2017 tot en met 22 juni 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 11,99 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en te bevorderen.
- zich en anderen inlichtingen heeft getracht te verschaffen, en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte :
- in persoon, telefonisch contact met één mededader onderhouden, en
- op zijn, verdachtes, naam twee auto's gehuurd, en vervolgens één van die auto's beschikbaar gesteld aan zijn mededader en
- in een huurauto in de richting van het terrein van [naam bedrijf] gereden
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van:

2.

medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

en
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
en

1.

medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van bijna 12 kilo cocaïne en de voorbereiding daarvan. Gelet op ingevoerde hoeveelheid moet de cocaïne bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Die handel is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Daarnaast is cocaïne een zeer schadelijke stof voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte is aan deze gevolgen voorbij gegaan en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een andersoortig strafbaar feit.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 14 november 2017.
De reclassering schat het recidiverisico in als matig en adviseert de rechtbank om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op de leggen en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering, deelneming aan de gedragstraining GI-RN Cognitieve Vaardigheden en deelname aan een verdiepingsonderzoek teneinde vast te kunnen stellen of er sprake is van een cognitief disharmonisch beeld. Tot slot is geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, verbinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet, in tegenstelling tot het advies van de reclassering, geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Nog daargelaten dat de reden van dit advies niet duidelijk uit het rapport kan worden opgemaakt, ziet de rechtbank voor het overige evenmin aanleiding om het advies over te nemen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op genoemde artikelen 14b, 14c, 47, en 56 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zegge: zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een
gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarde:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragstraining GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
  • de veroordeelde zal zijn medewerking verlenen aan een verdiepingsonderzoek bij
forensische polikliniek het Dok of een soortgelijke instellen, teneinde vast te kunnen stellen in hoeverre er cognitief sprake is van disharmonisch beeld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich te houden aan de adviezen die hieruit voortvloeien;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en V.F. Milders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 11,99 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 11,99 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2017 tot en met 22 juni 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 11,99 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen.
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) aangeschaft en/of verstrekt gekregen, in elk geval voorhanden gehad, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via e-mail contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- op zijn, verdachtes, naam twee auto('s) gehuurd, en (vervolgens) één van die auto's beschikbaar gesteld aan zijn mededader(s), en/of
- zijn paspoort beschikbaar gesteld aan één van zijn mededader(s), en/of
- geld ontvangen en/of in het vooruitzicht gesteld, en/of
- in een huurauto in de richting van het terrein van [naam bedrijf] gereden, en/of
- op de uitkijk gestaan.