ECLI:NL:RBROT:2018:6813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
10/661219-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met meerdere botbreuken als gevolg

Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van zware mishandeling. Het incident vond plaats op 17 augustus 2017 te Rotterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer zwaar heeft mishandeld. Het slachtoffer liep als gevolg van de mishandeling meerdere botbreuken op, waaronder een gebroken oogkas, jukbeen en neus, waarvoor hij geopereerd moest worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk op het slachtoffer zijn afgelopen en dat de verdachte als eerste heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van zware mishandeling, ondanks de verweren van de verdediging die stelden dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en nauwe samenwerking.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de mishandeling. De vordering tot vergoeding van materiële schade werd gedeeltelijk afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die is vastgesteld op € 3.000,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661219-17
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en deelnemen aan de gedragsinterventie ART;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, dat diverse gedachtestreepjes in de tenlastelegging (dus) niet aan hem kunnen worden toegerekend en dat er onvoldoende bewijs is dat het letsel door de verdachte is toegebracht.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen wordt vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] op de aangever zijn afgelopen, dat het de verdachte is geweest die als eerste heeft geslagen in het gezicht van de aangever, dat daarna over en weer is geslagen, dat de aangever op enig moment door een harde klap van de verdachte op de grond is gevallen en dat de aangever toen ook nog door de verdachte en zijn medeverdachte tegen zijn lichaam en hoofd is geschopt. Uit de letselbeschrijving blijkt dat de aangever als gevolg van dit voorval meerdere botbreuken aan zijn oogkas, jukbeen en neus heeft opgelopen. Aan zijn linker oogkas moest de aangever geopereerd worden. Die opgelopen botbreuken worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het door de verdachte en zijn medeverdachte gebruikte geweld op een kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd is naar het oordeel van de rechtbank zodanig geweest dat daardoor een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever bestond. De verdachte en zijn medeverdachte hebben door aldus te handelen dit risico willens en wetens aanvaard. Daarnaast komt uit de genoemde feiten en omstandigheden voldoende naar voren dat er sprake was van een zodanig gezamenlijk optreden richting de aangever dat het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Omdat medeplegen bewezen wordt verklaard, kan in het midden blijven of het letsel van de aangever is veroorzaakt door de geweldshandelingen van de verdachte of die van zijn medeverdachte.
Gelet op het voorgaande worden de verweren van de verdediging verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen en een gebroken neus, heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer] opzettelijk
- meermalen, met kracht in het gezicht te slaan (mede) ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en
- vervolgens tegen het lichaam en het hoofd te schoppen, zulks terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 17 augustus 2017 zonder een duidelijke aanleiding de confrontatie met de aangever gezocht en hem samen met een ander geslagen. Eén van de door de verdachte (die aan kickboksen doet) uitgedeelde klappen tegen het hoofd was zo hard dat de aangever daardoor op de grond viel. Vervolgens is nog tegen het lichaam en het hoofd van de aangever geschopt. De aangever heeft door deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gebroken neus, een gebroken jukbeen en een gebroken oogkas. Met zijn buitensporige agressieve gedrag heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangever. Dit wordt de verdachte flink aangerekend. Hierbij komt dat het incident zich op straat afspeelde, waarvan meerdere mensen getuige waren. Dergelijk geweld heeft een schokkend effect op de personen die daarmee geconfronteerd worden en wakkert gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een rapport van de reclassering van 22 november 2017. De reclassering schat het recidiverisico in als matig en adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf en de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie Agressie Regulatie Training.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank acht de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Omdat de reclassering bijzondere voorwaarden adviseert en de rechtbank de reden daarvoor onderschrijft, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering benadeelde partij [naam benadeelde] en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 922,94 aan materiële schade en een vergoeding van € 9.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het bedrag van € 922,94 aan materiële schade en van een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is primair afwijzing van de vordering bepleit omdat de verdachte moet worden vrijgesproken en subsidiair omdat het causaal verband tussen het handelen en de gestelde schade ontbreekt. Meer subsidiair is betoogd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De gevorderde materiële schade bestaat uit de schade aan een iPhone 6 en uit schade aan verschillende kledingstukken en schoenen.
De benadeelde partij zal voor het deel van de vordering dat ziet op de schade aan de iPhone 6 niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat tot op heden onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit. Er kan namelijk niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld hoe (duwen of struikelen) de aangever te water is geraakt. Een nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de kledingstukken en schoenen zal worden afgewezen, omdat die schade door de verdediging is betwist en dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Wel is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat een nader onderzoek naar de gegrondheid van dat overige deel een onevenredige belasting van het strafproces zou zijn.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 augustus 2017.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zegge: zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (zegge: drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-LdH Agressietraining van een door de reclassering aan te wijzen instantie;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, in die zin dat als de een betaalt, de ander van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende immateriële deel van de vordering en in vordering tot vergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 398,- (te weten het deel van de vordering dat ziet op de iPhone);
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2018.
De jongste rechter is buiten staan om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, (mede) ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geschopt, zulks terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag, en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] (met kracht) in het water (van de Nieuwe Maas) heeft geduwd en/of geslagen, zulks terwijl die [naam slachtoffer] zich al dan niet in bewusteloze toestand, althans in een toestand van verminderd bewustzijn bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [naam slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken neus), heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer] opzettelijk
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen, (mede) ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd te schoppen, zulks terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Rhijnspoorkade, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] slaan en/of stompen, (mede) ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer] schoppen, zulks terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel (te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken neus en/of een verwonding aan het oor) voor die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.