ECLI:NL:RBROT:2018:6719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
556257 / HA RK 18-919
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na einduitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die in een civielrechtelijke procedure betrokken was. De wraking was gericht tegen mr. R.R. Roukema, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, die op 19 juli 2018 een eindvonnis had gewezen in de procedure waarin de verzoeker als bewindvoerder optrad. Het wrakingsverzoek werd op 26 juli 2018 ingediend, na de uitspraak van het vonnis, wat leidde tot de conclusie dat de rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment van indienen van het verzoek. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de behandeling van de zaak al was geëindigd. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wrakingsprotocol van de rechtbank. De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd genomen met toepassing van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol, dat bepaalt dat een verzoeker niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzoek niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de afwijzing van het wrakingsverzoek op 7 augustus 2018 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 556257 / HA RK 18-919
Beslissing van 7 augustus 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. R.R. Roukema, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

De rechter heeft op 19 juli 2018 vonnis gewezen in de civielrechtelijke procedure van [naam eiseres] , als eiseres in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen die (zullen) toebehoren aan verzoeker, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nederlandse Budget Centrale als gedaagde. Die procedure draagt als kenmerk 6881242 CV EXPL 18-2579. In die procedure heeft de bewindvoerder zich op het standpunt gesteld dat gedaagde in de periode van april 2011 tot en met december 2012 ten onrechte gelden heeft ingehouden die aan verzoeker toekwamen. In die periode was gedaagde als bewindvoerder aangesteld over het vermogen van verzoeker.
Bij brief van 21 juni 2018 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Op 25 juni 2018 heeft de algemeen secretaris van de wrakingskamer voormelde brief van
21 juni 2018 op telefonisch verzoek van verzoeker aan hem geretourneerd, omdat verzoeker niet wil dat de brief onder ogen komt van de rechter.
Op 26 juli 2018 is ter griffie andermaal ingekomen de brief van verzoeker, gedateerd 21 juni 2018. Desgevraagd heeft verzoeker bij brief van 31 juli 2018 meegedeeld dat hij zich heeft bedacht en dat hij alsnog een wrakingsverzoek wil indienen.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het hiervoor omschreven vonnis van 19 juli 2018,waarbij de vordering van de bewindvoerder is afgewezen

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Op 19 juli 2018 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure vonnis gewezen. Dat vonnis is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is – gelet op de hiervoor onder 1 geschetste gang van zaken – op 26 juli 2018 en derhalve na de uitspraak van voormeld vonnis ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. R.R. Roukema wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en
mr. J.J. van den Berg, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2018 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. R.R. Roukema