In deze zaak, die op 9 januari 2018 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser], een erfgenaam van de overleden erflaatster [persoon 1], vorderingen heeft ingesteld tegen de besloten vennootschap EMD en de gedaagde partij [gedaagde] B.V. De zaak draait om een huurgeschil en de vraag of [eiser] gerechtigd is om de vordering in te stellen, gezien de rol van de vereffenaar en de bewindvoerder in de nalatenschap. De erflaatster heeft bij testament een bewind ingesteld over de nalatenschap, waarbij de oudere broer van [eiser] als bewindvoerder is aangesteld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiser] niet zelf de vordering kan instellen, omdat het huurrecht onderdeel uitmaakt van de nalatenschap en de vereffenaar de erfgenamen vertegenwoordigt. De vordering van [eiser] om de ontruiming van de huurwoning te verbieden is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de andere partijen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke rolverdeling tussen erfgenamen, vereffenaars en bewindvoerders in dergelijke geschillen.