In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een adjunct-directeur, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap VORM BOUW B.V. [eiser] is sinds 1 juli 2009 in dienst bij VORM BOUW en heeft in de loop der jaren verschillende verantwoordelijkheden gehad, waaronder de leiding over een nieuw op te starten bedrijfsonderdeel, TransVorm. De werkgever heeft [eiser] op non-actief gesteld in afwachting van een ontslagprocedure, omdat de resultaten van TransVorm achterbleven. [eiser] vordert in dit kort geding zijn wedertewerkstelling en stelt dat de non-actiefstelling onterecht is, omdat er geen dringende reden voor ontslag is.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de non-actiefstelling een ingrijpende maatregel is die een werknemer kan schaden. De rechter heeft de vordering tot wedertewerkstelling deels toegewezen, omdat er geen onverenigbaarheid van karakters is vastgesteld en er nog steeds mogelijkheden voor samenwerking bestaan. [eiser] zal echter niet de volledige verantwoordelijkheden van zijn functie terugkrijgen, gezien de aanhoudende verliezen van TransVorm. De rechter heeft VORM BOUW een termijn van een week gegeven om zich aan te passen aan deze beslissing, waarna [eiser] weer aan het werk kan gaan in een aangepaste rol. De vordering tot publicatie van een verklaring binnen de organisatie is afgewezen, omdat [eiser] onvoldoende belang heeft bij deze vordering.