De Gemeente heeft tot afwijzing van de vordering geconcludeerd en daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. In het weekend van 11 en 12 maart 2017 vonden in Rotterdam ernstige ongeregeldheden plaats rondom het Turkse consulaat in verband met de komst en het (uiteindelijke) vertrek van een Turkse minister uit Nederland. Door de burgemeester van Rotterdam is op 11 maart 2017 een noodbevel afgekondigd rondom het consulaat en de ambtswoning van de Turkse consul en later ook voor het gebied Centrum. Er waren veel demonstranten aanwezig rondom het consulaat en een deel daarvan keerde zich tegen de politie. Door de Mobiele Eenheid zijn uiteindelijk charges uitgevoerd om de openbare orde te herstellen. Korte tijd na het plaatsvinden van deze ongeregeldheden heeft [eiser] een vijftal grote posters op het pand gehangen waarop de Turkse president staat afgebeeld. Ook hing over de gehele breedte van het pand de tekst “Zij praten, wij doen het”, de leuze van de AK-partij. Deze posters waren vanaf de openbare weg goed zichtbaar en kregen in de media veel aandacht, ook al vóórdat zij waren weggehaald. Op sociale media leidden de posters tot heftige reactie, waarbij onder meer werd gedreigd met het in brand steken van de posters en/of het pand. Er ontstonden daarbij spanningen tussen voor- en tegenstanders van de posters. De posters op het pand vormden een bedreiging voor het pand en omwonenden en gaven aanleiding tot vrees voor (verdere) verstoring van de openbare orde. Sinds de mislukte couppoging in Turkije (in juli 2016) en in aanloop naar het Turkse referendum (op 16 april 2017) zijn de spanningen binnen Rotterdam sterk toegenomen tussen de Turkse gemeenschap en autochtonen en tussen Erdogan- en Gülen-aanhangers.
Geprobeerd is met [eiser] in overleg te treden teneinde de posters te doen verwijderen. Omdat geen (telefonisch) contact kon worden gekregen met [eiser] en om te voorkomen dat de posters de onregelmatigheden weer zouden doen oplaaiden heeft de burgemeester van Rotterdam – na overleg met de lokale ‘driehoek’ – de politie opdracht gegeven de posters en de tekst op de gevel van het pand nog dezelfde avond te verwijderen. De posters zijn opgevouwen en in bewaring genomen door de politie. [eiser] kon ze daar ophalen.
Volgens de gemeente geeft artikel 172 van de Gemeentewet de burgemeester van Rotterdam in geval als het onderhavige de bevoegdheid de posters te laten verwijderen. Op grond van het tweede lid mag de burgemeester overtredingen van de wettelijke voorschriften die betrekking hebben de openbare orde beletten of beëindigen. Het was de inschatting van de burgemeester dat de door [eiser] opgehangen posters – in samenhang bezien met de ernstige ongeregeldheden van enkele dagen eerder – een ernstig risico vormden voor (verdere) verstoringen van de openbare orde. Het weghalen van de posters was gericht op het voorkomen van nieuwe ongeregeldheden waarbij gemeen gevaar voor omwonenden en goederen te duchten is. Reeds op grond daarvan bestond voor de burgemeester van Rotterdam een toereikende grondslag om de posters te verwijderen.
Daarnaast heeft [eiser] met zijn handelen ook zelf een (of meer) voorschrift(en) overtreden die betrekking hebben op de openbare orde, zoals artikel 2:42 van de APV. Ook vanwege deze overtreding was de burgemeester van Rotterdam bevoegd op grond van artikel 172 tweede lid van de Gemeentewet de posters te doen verwijderen. De Gemeente heeft van tevoren gevraagd of de eigenaar toestemming had gegeven voor het plaatsen van de posters, wat niet het geval was.
Omdat sprake is van feitelijk handelen is geen besluit genomen waar bezwaar en beroep tegen openstaat.
De posters zijn niet verwijderd vanwege de inhoud of afbeeldingen, maar om te voorkomen dat zij zouden resulteren in nieuwe ongeregeldheden en daarmee opnieuw tot verstoring van de openbare orde zou leiden. Van een schending van artikel 10 EVRM is geen sprake. Als al sprake is van een inbreuk, dan is deze inbreuk gelet op het tweede lid van artikel 10 EVRM gerechtvaardigd. De beperking was voorzien bij wet, namelijk artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet. Ook strekt de maatregel die de burgemeester van Rotterdam heeft genomen (het verwijderen van de posters) tot bescherming van de verschillende in artikel 10, tweede lid, EVRM genoemde belangen. Ook aan de derde eis van dit artikel is voldaan, want de beperking is noodzakelijk in een democratische samenleving, namelijk ter handhaving van de openbare orde.
Er is derhalve geen sprake van onrechtmatig handelen jegens [eiser] door de burgemeester.
Voorts heeft de Gemeente zich op het standpunt gesteld dat de schade niet aannemelijk is gemaakt door [eiser] . Ook bestaat geen oorzakelijk verband tussen het handelen van de burgemeester en de gestelde immateriële schade. De buitengerechtelijke incassokosten zijn niet onderbouwd door [eiser] , zodat de vordering ter zake daarvan volgens de Gemeente moeten worden afgewezen.